3H/V - herhaling

Lesdoel:
- Je kent de woorden van appr. 1, 2, 4
- Je kunt een gebiedende wijs maken in het Frans
- Je kunt een lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk vnw.
-  Je kunt een meewerkend voorwerp kunt vervangen door
een persoonlijk vnw. 
- Je leert de zinnen van appr. 7 en 9


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel:
- Je kent de woorden van appr. 1, 2, 4
- Je kunt een gebiedende wijs maken in het Frans
- Je kunt een lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk vnw.
-  Je kunt een meewerkend voorwerp kunt vervangen door
een persoonlijk vnw. 
- Je leert de zinnen van appr. 7 en 9


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het tegenovergestelde van:
en ligne ?

Slide 3 - Open vraag

Vertaal: verwijderen
A
gagner
B
sauvegarder
C
exprimer
D
supprimer

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal: opslaan
A
gagner
B
sauvegarder
C
continuer
D
rencontrer

Slide 5 - Quizvraag

argent
image
voordeel
leven
façon
marrant
écran
geld 
avantage 
vie
beeld
manier
grappig
scherm

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

Welke tijd is de impératif?
A
Tegenwoordige tijd
B
Toekomende tijd
C
Verleden tijd
D
Gebiedende wijs

Slide 8 - Quizvraag

Met hoeveel persoonlijk voornaamwoorden (personen) kun je een impératif maken?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Welke drie vormen hebben we bij de impératif ?
A
je, vous, tu
B
je, nous, ils
C
elle, ils, vous
D
tu, nous, vous

Slide 10 - Quizvraag

Je gebruikt een impératif bij een verbod
A
vrai
B
faux

Slide 11 - Quizvraag

avoir: tu-vorm impératif =
A
as
B
ai
C
aie
D
ayons

Slide 12 - Quizvraag

Wacht! (tegen jouw vriend)
A
Attends!
B
Attendent!
C
Attendez!
D
Attendons!

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat is in het Nederlands een COD?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de plaats van de COD in de zin?
A
voor het onderwerp
B
voor het lijdend voorwerp
C
voor het meewerkend voorwerp
D
voor de persoonsvorm

Slide 16 - Quizvraag

Behalve...?
A
...nee altijd!
B
...als er een ontkenning is
C
...als er een meewerkend voorwerp in de zin staat
D
...als er een heel ww in de zin staat

Slide 17 - Quizvraag

Vervang het COD en zet de nieuwe zin in de juiste volgorde
(er blijven woorden over):
Je donne une fleur à mon amie. 
je
la
mon 
donne
amie
à
le
lui
leur
une
fleur

2
3
4
5
6

Slide 18 - Sleepvraag

Je la donne à mon amie.

Slide 19 - Tekstslide

Vervang het COI en zet de nieuwe zin in de juiste volgorde
(er blijven woorden over):
Je donne une fleur à mon amie. 
je
la
mon 
donne
amie
à
le
lui
leur
une
fleur

2
3
4
5

Slide 20 - Sleepvraag

Je lui donne une fleur.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

3H

Slide 23 - Tekstslide

3H

Slide 24 - Tekstslide

3H

Slide 25 - Tekstslide