Present simple vs. Present Continuous

Leerdoelen
Na deze les kun je het verschil tussen present simple en present continuous in je eigen woorden vertellen 

Na deze les weet je wanneer je de present simple of present continuous moet gebruiken

Na deze les kun je de grammatica deel van  SO1 goed maken
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Na deze les kun je het verschil tussen present simple en present continuous in je eigen woorden vertellen 

Na deze les weet je wanneer je de present simple of present continuous moet gebruiken

Na deze les kun je de grammatica deel van  SO1 goed maken

Slide 1 - Tekstslide

Present simple vs. continuous
De present simple en present continuous zijn allebei tegenwoordige tijden.

Er zit verschil in wanneer je welke moet gebruiken.

We gaan beginnen met de present simple.

Slide 2 - Tekstslide

Present simple 
vs. 
Present continuous

Slide 3 - Tekstslide

Present simple 
You use the present simple for HABITS ROUTINES FACTS AND FEELINGS


  
SHE, HE & IT get a S after the  verb.

I work in the garden every Saturday.                       Water (itboils at 100 degrees.
He works in the garden every Saturday.                 She runs faster.
S
H
I
T
-RULE

Slide 4 - Tekstslide

Choose the right form:
We ... in the garden.
A
work
B
works

Slide 5 - Quizvraag

Present simple
SHIT-rule

 - 1 person (ex. Bob, Jane, my father enz.)
 - 1 animal (the dog, cat, fish, cow, enz.) 
 - 1 thing (chair, table, computer, book enz.)

My father works at a construction company.
The dog sleeps a lot.                                 The computer works fine.

Slide 6 - Tekstslide

Choose the right form:
He ... fast.
A
run
B
runs

Slide 7 - Quizvraag

Choose the right form:
Nathan ... really nice.
A
looks
B
look

Slide 8 - Quizvraag

Choose the right form:
My parents ... me.
A
love
B
loves

Slide 9 - Quizvraag

Choose the right form:
The sun ... every day.
A
shine
B
shines

Slide 10 - Quizvraag

Choose the right form:
The cats ... in the garden.
A
play
B
plays

Slide 11 - Quizvraag

Choose the right form:
Postman Pat ... the letters
A
deliver
B
delivers

Slide 12 - Quizvraag

Present simple vs. continuous
Als het goed is kun je nu wat beter de present simple toepassen.

We gaan nu door met de present continuous.

Slide 13 - Tekstslide

Present continuous
The present continuous is used for things that are going on NOW ( at this moment/ today ) 


You make the continuous with:
am, is, are - verb- ing
ex. She is working in the garden right now.

Slide 14 - Tekstslide

Present continuous
How do you know when to use the continuous?
Pay attention to signal words in the sentence:
- right now
- at the moment
- Look! / Listen! (do you see that? / do you hear that?)
- etc.

Slide 15 - Tekstslide

Present continuous
ATTENTION 1:

sometimes the spelling of a word changes.
 If a word ends in:
 - e --> then the e goes off (love --> loving)
      (! see --> seeing & be --> being) 

Slide 16 - Tekstslide

Present continuous
ATTENTION 2: 

For verbs of 1 syllable with a short vowel (a,e,o,u,i), the last consonant doubles.
chat --> chatting. put --> putting. 

Slide 17 - Tekstslide

Present continuous
We gaan even oefenen met am, is & are.

Slide 18 - Tekstslide

John ... working at home.
A
am
B
is
C
are

Slide 19 - Quizvraag

I ... at school.
A
am
B
is
C
are

Slide 20 - Quizvraag

We ... having a party.
A
am
B
is
C
are

Slide 21 - Quizvraag

My father ... a farmer.
A
am
B
is
C
are

Slide 22 - Quizvraag

My parents ... at home.
A
am
B
is
C
are

Slide 23 - Quizvraag

Present continuous
Nu je dit weer geoefend hebt, 
gaan we de present continuous oefenen.

Denk eraan:
am, is, are - werkwoord - ing

Slide 24 - Tekstslide



John ... a book right now.
A
reads
B
am reading
C
is reading
D
are reading

Slide 25 - Quizvraag


Jack and Peter ... late today.
A
work
B
am working
C
is working
D
are working

Slide 26 - Quizvraag


Sylvia ... to music.
A
listens
B
am listening
C
is listening
D
are listening

Slide 27 - Quizvraag


I ... for my glasses.
A
look
B
am looking
C
is looking
D
are looking

Slide 28 - Quizvraag


Maxwell ... (sleep) on the sofa right now.

Slide 29 - Open vraag


I ... (eat) my dinner right now.

Slide 30 - Open vraag


My sister ... (learn) Spanish.

Slide 31 - Open vraag


I ... (work) at the hair salon until September.

Slide 32 - Open vraag


Jack an Sarah ... (eat) at a fancy restaurant.

Slide 33 - Open vraag


John ... (chat) with Karin.

Slide 34 - Open vraag

Present continuous
Als het goed is begrijp je nu de present continuous.

Slide 35 - Tekstslide

Present simple vs. continuous
Present simple / SHIT rule
When: facts, habits, routines, feelings
How: with he/she/it & if it's about 1 pers., animal, thing: verb+ s

Present continuous
When: NOW, irritation
How: am/is/are + verb+ ing

Slide 36 - Tekstslide

Present simple vs. continuous
We gaan gaan ze nu door elkaar oefenen.

Let goed op de signaalwoorden!!!

Slide 37 - Tekstslide

He ... a bath right now.
A
has
B
is having

Slide 38 - Quizvraag


He ... his bed every day.
A
makes
B
is making

Slide 39 - Quizvraag


Look! She ... him!
A
kisses
B
is kissing

Slide 40 - Quizvraag


Susan ...her homework in the weekends.
A
does
B
is doing

Slide 41 - Quizvraag


Hurry up! I ... for you.
A
wait
B
'm waiting

Slide 42 - Quizvraag


Alec ... a book before he goes to sleep every night.
A
reads
B
is reading

Slide 43 - Quizvraag


Carl is in bed. He ...
A
sleeps
B
is sleeping

Slide 44 - Quizvraag


Be quiet, father ... the newspaper.
A
reads
B
is reading

Slide 45 - Quizvraag


Every year they ... on holiday to Spain.
A
go
B
are going

Slide 46 - Quizvraag


I ... to the library once a week.
A
go
B
are going

Slide 47 - Quizvraag

Present simple vs. continuous
Als het goed is kun je nu het verschil tussen de present simple & present continuous toepassen in Engelse zinnen.

Slide 48 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les kun je het verschil tussen present simple en present continuous in je eigen woorden vertellen 

Na deze les weet je wanneer je de present simple of present continuous moet gebruiken

Na deze les kun je de grammatica deel van  SO1 goed maken

Slide 49 - Tekstslide

Klimaatverandering.
Wat betekent dat?
A
De aarde wordt kouder door Co2
B
De temperatuur op aarde stijgt. Door onder andere meer C02
C
Temperatuur op aarde blijft gelijk door methaan
D
Meer regen op de aarde

Slide 50 - Quizvraag