Present simple vs. Present Continuous

Leerdoelen
Na deze les kun je het verschil tussen present simple en present continuous in je eigen woorden vertellen 

Na deze les weet je wanneer je de present simple of present continuous moet gebruiken

Na deze les kun je de grammatica deel van  SO1 goed maken
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Na deze les kun je het verschil tussen present simple en present continuous in je eigen woorden vertellen 

Na deze les weet je wanneer je de present simple of present continuous moet gebruiken

Na deze les kun je de grammatica deel van  SO1 goed maken

Slide 1 - Tekstslide

Present simple vs. continuous
De present simple en present continuous zijn allebei tegenwoordige tijden.

Er zit verschil in wanneer je welke moet gebruiken.

We gaan beginnen met de present simple.

Slide 2 - Tekstslide

Present simple 
vs. 
Present continuous

Slide 3 - Tekstslide

Choose the right form:
We ... in the garden.
A
work
B
works

Slide 4 - Quizvraag

Present simple 
You use the present simple for HABITS ROUTINES FACTS AND FEELINGS


  
SHE, HE & IT get a S after the  verb.

I work in the garden every Saturday.                       Water (itboils at 100 degrees.
He works in the garden every Saturday.                 She runs faster.
S
H
I
T
-RULE

Slide 5 - Tekstslide

Present simple
SHIT-rule

 - person (ex. Bob, Jane, my father enz.)
 - animal (the dog, cat, fish, cow, enz.) 
 - thing (chair, table, computer, book enz.)

My father works at a construction company.
The dog sleeps a lot.                                 The computer works fine.

Slide 6 - Tekstslide

Choose the right form:
He ... fast.
A
run
B
runs

Slide 7 - Quizvraag

Choose the right form:
Nathan ... really nice.
A
looks
B
look

Slide 8 - Quizvraag

Choose the right form:
My parents ... me.
A
love
B
loves

Slide 9 - Quizvraag

Choose the right form:
The sun ... every day.
A
shine
B
shines

Slide 10 - Quizvraag

Choose the right form:
The cats ... in the garden.
A
play
B
plays

Slide 11 - Quizvraag

Choose the right form:
Postman Pat ... the letters
A
deliver
B
delivers

Slide 12 - Quizvraag

Present simple vs. continuous
Als het goed is kun je nu wat beter de present simple toepassen.

We gaan nu door met de present continuous.

Slide 13 - Tekstslide

Present continuous
The present continuous is used for things that are going on RIGHT NOW ( at this moment/ today ) 


You make the present continuous with:
am, is, are (hulpwerkwoord 'to be') verb- ing
ex. She is working in the garden right now.

Slide 14 - Tekstslide

Present continuous
How do you know when to use the continuous?
Pay attention to signal words in the sentence:
- right now
- at the moment
- Look! / Listen! (do you see that? / do you hear that?)
- etc.

Slide 15 - Tekstslide

Present continuous
EXCEPTION 1:

sometimes the spelling of the present continuous changes.
 If the verb  ends in:
> love: - e + -ing -->  loving
      (! see --> seeing & be --> being) 

Slide 16 - Tekstslide

Present continuous
EXCEPTION 2: 

For verbs where the last syllable is stressed (CLAP) and a short vowel (a,e,o,u,i), the last consonant doubles.
chat --> chatting. 
put --> putting. 

Slide 17 - Tekstslide

Present continuous
We gaan even oefenen met am, is & are.

Slide 18 - Tekstslide

Let's practice 'to be'.
- Select the correct form of 'to be'.
- Identify which present tense is used and why!

Slide 19 - Tekstslide

John ... working at home.
A
am
B
is
C
are

Slide 20 - Quizvraag

I ... at school.
A
am
B
is
C
are

Slide 21 - Quizvraag

We ... having a party.
A
am
B
is
C
are

Slide 22 - Quizvraag

My father ... a farmer.
A
am
B
is
C
are

Slide 23 - Quizvraag

My parents ... at home.
A
am
B
is
C
are

Slide 24 - Quizvraag

Present continuous
Nu je dit weer geoefend hebt, 
gaan we de present continuous oefenen.

Denk eraan:
am, is, are - werkwoord - ing

Slide 25 - Tekstslide

Present continuous
- Make sure to identify the signal words!

Slide 26 - Tekstslide



John ... a book right now.
A
reads
B
am reading
C
is reading
D
are reading

Slide 27 - Quizvraag


Jack and Peter ... late today.
A
work
B
am working
C
is working
D
are working

Slide 28 - Quizvraag


Sylvia ... to music.
A
listens
B
am listening
C
is listening
D
are listening

Slide 29 - Quizvraag


I ... for my glasses.
A
look
B
am looking
C
is looking
D
are looking

Slide 30 - Quizvraag


Maxwell ... (sleep) on the sofa right now.

Slide 31 - Open vraag


I ... (eat) my dinner right now.

Slide 32 - Open vraag


My sister ... (learn) Spanish.

Slide 33 - Open vraag


I ... (work) at the hair salon until September.

Slide 34 - Open vraag


Jack an Sarah ... (eat) at a fancy restaurant.

Slide 35 - Open vraag


John ... (chat) with Karin.

Slide 36 - Open vraag

Present continuous
Als het goed is begrijp je nu de present continuous.

Slide 37 - Tekstslide

Present simple vs. continuous
Present simple / SHIT rule
When: facts, habits, routines, feelings
How: with he/she/it & if it's about 1 pers., animal, thing: verb+ s

Present continuous
When: NOW, irritation
How: am/is/are + verb+ ing

Slide 38 - Tekstslide

Present simple vs. continuous
We gaan gaan ze nu door elkaar oefenen.

Let goed op de signaalwoorden!!!

Slide 39 - Tekstslide

He ... a bath right now.
A
takes
B
is taking
C
is takes
D
are taking

Slide 40 - Quizvraag


He ... his bed every day.
A
makes
B
is making
C
are makes
D
make

Slide 41 - Quizvraag


Look! She ... her!
A
kisses
B
is kissing
C
kises
D
kissing

Slide 42 - Quizvraag


Susan ...her homework in the weekends.
A
does
B
is doing
C
are do
D
do

Slide 43 - Quizvraag


Hurry up! I ... for you.
A
wait
B
'm waiting
C
are waiting
D
's waits

Slide 44 - Quizvraag


Alec ... a book before he goes to sleep every night.
A
reads
B
is reading
C
read
D
am reading

Slide 45 - Quizvraag


Carl goes to bed at 9pm. So, right now he ...
A
sleeps
B
is sleeping
C
am sleep
D
sleeping

Slide 46 - Quizvraag


Be quiet, father ... the newspaper.
A
reads
B
is reading
C
are reading
D
read

Slide 47 - Quizvraag


Every year they ... on holiday to Spain.
A
go
B
are going
C
goes
D
is go

Slide 48 - Quizvraag


I ... to the library once a week.
A
go
B
are going
C
goes
D
is go

Slide 49 - Quizvraag

Present simple vs. continuous
Als het goed is kun je nu het verschil tussen de present simple & present continuous toepassen in Engelse zinnen.

Slide 50 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les kun je het verschil tussen present simple en present continuous in je eigen woorden vertellen 

Na deze les weet je wanneer je de present simple of present continuous moet gebruiken

Na deze les kun je de grammatica deel van  SO1 goed maken

Slide 51 - Tekstslide

Klimaatverandering.
Wat betekent dat?
A
De aarde wordt kouder door Co2
B
De temperatuur op aarde stijgt. Door onder andere meer C02
C
Temperatuur op aarde blijft gelijk door methaan
D
Meer regen op de aarde

Slide 52 - Quizvraag