LES 6 DEF Medicatie en medicatieveiligheid

Medicatie en medicatieveiligheid

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Medicatie en medicatieveiligheid

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk  17-3-2025


Maken

  • Start ZIL medicatie ITS Learning


Slide 3 - Tekstslide

Toetsing deze periode 
https://www.veiligheid.nl/kennisaanbod/e-learning/e-learning-opsporen-van-valrisico-bij-ouderen

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt:

  • benoemen welke veilige principes er bestaan binnen het werken met medicatie.
  • benoemen waar je op let  in de praktijk als je met medicatie bezig bent

Slide 5 - Tekstslide

Risico's van medicijnen
  • Bijwerkingen: Neveneffecten als diarree, jeuk en dergelijke
  • Cumulatie: Ophoping van medicijnen in het lichaam
  • Interactie: Werking van medicatie op elkaar
  • Verslaving: Lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid
  • Gewenning: Steeds meer van een geneesmiddel nodig     hebben om het zelfde effect te bereiken

Slide 6 - Tekstslide

Regel van 5

  •  Juiste medicijn
  • Juiste zorgvrager
  • Juiste tijdstip
  • Juiste toedienwijze
  • Juiste hoeveelheid

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Dubbele controle 
Losse risicovolle medicatie

  • orale oncolytica 
  • insulines


https://www.zorgvoorbeter.nl/thema-s/medicatieveiligheid/veilig-toedienen-van-medicijnen/dubbele-controle

Slide 12 - Tekstslide

Code --> 1JP8ANGN
Thieme:Verpleegt. handel. Module 7 - richtlijnen
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht

https://www.zorgvoorbeter.nl/thema-s/medicatieveiligheid/scholing/test-je-kennis-over-medicatieveiligheid
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Wie mag wijzigingen in baxterzakjes uitvoeren?
A
De familie
B
De apotheek
C
De verzorgende
D
De klant zelf

Slide 15 - Quizvraag

Wie moet alert zijn op signalen van problemen met medicatie?
A
De arts
B
De verzorgende
C
De helpende
D
Alle zorgverleners

Slide 16 - Quizvraag

Welke zorgverlener mag medicatie stoppen
A
De zorgvrager zelf
B
De familie
C
De verpleegkundige
D
De arts

Slide 17 - Quizvraag

Wie levert een actuele medicatie toedieningslijst
A
De arts
B
De apotheek
C
De verpleegkundige
D
De helpende

Slide 18 - Quizvraag

Wie geeft aanwijzingen over het bewaren van medicatie
A
De arts
B
De verpleegkundige
C
De apotheek
D
Mag je zelf bepalen

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je het als twee medicijnen elkaar beïnvloeden?
A
complicatie
B
interactie
C
allergie
D
capsule

Slide 20 - Quizvraag

Medicatie die onder de tong wordt aangebracht, noemen we..
A
transdermaal
B
sublinguaal
C
dermaal of cutaan
D
oraal of per os

Slide 21 - Quizvraag

Wie evalueert de werking van de medicatie met de zorgvrager?
A
De apotheek
B
De arts
C
De verpleegkundige
D
De verzorgende

Slide 22 - Quizvraag


Een waarschuwing dat dit medicijn  invloed heeft op o.a. je concentratie.

Dit staat vaak op een antibioticakuur

Maagsapresistente tabletten, tabletten met gereguleerde afgifte en tabletten met een vieze smaak hebben iets gemeen, wat?

Een aerosol in een geneesmiddel dat je altijd moet ... voor gebruik.

Geneesmiddelen kunnen blijven hangen in de slokdarm, welke waarschuwingssticker hoort er bij?

Slide 23 - Sleepvraag

Wat check je bij het geven van medicatie?

Slide 24 - Open vraag

Wat is een contra-indicatie?
A
een reden om een medicijn te geven
B
een reden om het medicijn NIET te geven
C
verslaving
D
giftige hoeveelheid

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn bijwerkingen van medicijnen?
A
ophoping van medicijnen in het lichaam
B
de invloed van de medicijnen op elkaars werking
C
steeds meer nodig voor dezelfde werking
D
een ongewenste reactie bij een normaal gebruik

Slide 26 - Quizvraag

De reden waarom iemand een medicijn voorgeschreven krijgt noemen we een:
A
contra-indicatie
B
indicatie

Slide 27 - Quizvraag

Medicatie die oraal of rectaal wordt ingenomen noemen we een ....... toediening
A
Enterale
B
Parenterale

Slide 28 - Quizvraag

Oraal betekent..
A
medicijnen via de anus
B
medicijnen via de huid
C
medicijnen via een injectie
D
medicijnen via de mond

Slide 29 - Quizvraag

Leerdoelen behaald?
Je kunt:

  • benoemen welke veilige principes er bestaan binnen het werken met medicatie.
  • benoemen waar je op let in de praktijk als je met medicatie bezig bent

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk  24-3-2025

Leren: 
Boek: Thieme Verpleegtechnische handelingen N3 --> H1 t/m 4


Maken
  • ZIL medicatie ITS Learning


Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Taken verzorgende
1. Afspraken maken met  cliënt --> welke ondersteuning
2. Uitzetten medicijnen
3. Aanreiken en/of toedienen van de medicijnen
4. Aftekenen van de medicijnen
7. Signaleren van knelpunten
8. Evaluatie behandeling samen met arts en cliënt

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Medicatietermen
  • Groepsnaam
  • Stofnaam/generieke naam
  • Merknaam/handelsnaam

Slide 35 - Tekstslide

 Farmacokinetiek: Wat doet het medicijn met het lichaam?
  • opname: snelheid en mate waarin medicijn wordt opgenomen (absorptie) en toedieningswegen.
  • verdeling: via maagdarmstelsel en bloedbaan verdeeld, verplaatsen naar weefsels buiten bloedbaan.
  • omzetten: in lever waarna uitscheiding kan plaatsvinden.
  • uitscheiding: voornamelijk via nieren en lever.



Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Therapeutische werking

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Link