herhaling

Vandaag was gepland 
Toets commercieel 
Hoofdstuk 3 + hoofdstuk 4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommercieelMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Vandaag was gepland 
Toets commercieel 
Hoofdstuk 3 + hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bedoeling vandaag?
Wat gaan we doen vandaag?


je gaat zelf een samenvatting maken over hoofdstuk 3
X
X

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bedoeling vandaag?
Tijdens het tweede lesuur


bekijken we gezamenlijk een paar filmpjes


De laatste 35 minuten is het 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Assortiment
Het assortiment bestaat uit alle producten samen die worden verkocht in een winkel of verkooppunt

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het assortiment
= bestaat uit alle artikelen die een retailer aanbiedt in zijn winkel
         P van product (marketingmix)

Wat weet je al?
Breed assortiment = heel veel verschillende artikelen
Smal assortiment = een paar soorten artikelen
Diep assortiment = meerdere soorten van een bepaald artikel
Ondiep assortiment = 1 soort van een bepaald artikel

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar kun je een assortiment vinden?
Detailhandel food
Detailhandel non-food

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een goed assortiment?
  • Actueel en modern
  • Aangepast aan de marktpositie
  • Afgestemd op de doelgroep
  • Overzichtelijk

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderverdeling van het assortiment
- Kernassortiment en Randassortiment
- Assortimentsgroepen
- Assortimentsbreedte en assortimentsdiepte

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kern- en randassortiment

Kernassortiment: Het assortiment dat de klant in ieder geval bij een winkel verwacht.


Randassortiment: Artikelen die niet bij het kernassortiment horen, zoals een tas die je koopt in een kledingwinkel.



      Alle kern en randassortiment artikelen staan op een assortimentenlijst

Slide 12 - Tekstslide

Kernassortiment = 80%
Randassortiment = 20%
Kern- en Randassortiment
 Het kernassortiment is het gedeelte van het assortiment van een winkel dat bestaat uit de producten die het best worden verkocht.

Artikelen die een aanvulling zijn op het kernassortiment behoren tot het randassortiment.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assortimentsgroepen
Het assortiment wordt verdeeld in logische, bij elkaar horende producten.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld opbouw assortiment
- Assortiment = schoenen
- Assortimentsgroep = vrouwenschoenen
- Artikelgroep = Laarzen
- Artikelsoort = Verschillende soorten laarzen (lage, cowboy enz)
- Artikel variëteit = meerdere cowboy laarzen 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assortiments-groepen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

assortimentsbreedte en -diepte
Smal: één of een paar assortimentsgroepen

Breed: veel verschillende assortimentsgroepen

Diep: veel keuze in de assortimentsgroepen

Ondiep: weinig keuze in de assortimentsgroepe

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assortimentslijst
De assortimentslijst is een overzicht van alle artikelen. Dit zijn er 9, die we verder toelichten in de volgende dia's.
  1. Standaardartikelen
  2. Rand- en nevenartikelen
  3. Complementaire artikelen
  4. Concurrende artikelen
  5. Follow-up artikelen
  6. Prijsaanbiedingen
  7. Rage-artikelen
  8. Impulsartikelen
  9. Nieuwe artikelen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Standaardartikelen
= Artikel dat vast in het assortiment zit. Hoort bij het kernassortiment.

Denk aan truien, broeken, 
vesten in een modezaak.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Rand- of nevenartikelen
= Een artikel dat naast de standaardartikelen wordt verkocht. 

Denk bijvoorbeeld aan 
schoenen en tassen 
die worden verkocht in de
kledingwinkel Zara.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Complementaire artikelen
= Een artikel dat je 'erbij' verkoopt, is een complementair artikel.

Voorbeeld is een riem die je 
bij een spijkerbroek koopt 
of een bel bij een fiets.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Follow-up artikelen
= speciaal soort complementair artikel. Het is een artikel dat nodig is om het hoofdartikel te kunnen gebruiken.

Denk aan een opzetborstel bij een elektrische tandenborstel
of koffiefilters die nodig zijn bij een koffiezetapparaat.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Concurrende artikelen
= Een artikel dat je verkoopt naast artikelen die heel erg erop lijken.

Een voorbeeld kan zijn een camera,
maar ook meerdere merken 
shampoo of verschillende
merken spijkerbroeken.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Prijsaanbiedingen
= Een artikel dat in de aanbieding is.

Artikelen kunnen blijvend in prijs
verlaagd worden om klanten te 
lokken en om extra artikelen te 
verkopen. Maar artikelen kunnen ook
alleen in een bepaalde week 
goedkoper zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Rage-artikelen
= Een artikel dat inhaakt op een bepaalde rage. Een rage is iets dat in korte tijd heel erg populair wordt.

Een voorbeeld is Frozen.
Een Disney-film die erg populair is.
Er worden verschillende artikelen verkocht met 
de figuren uit de film erop.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Impulsartikelen
= Een artikel dat je in een opwelling koopt, zonder dat je het van tevoren van plan was.

Denk aan artikelen op het display bij
de kassa, waarop bijvoorbeeld
snoep en chocoladerepen staan.
Of bakken met artikelen in het gangpad
of bij de winkelingang.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. Nieuwe artikelen
= Zijn artikelen die nieuw in de collectie komen.

Meestal krijgen ze eerst een goede
plek in de winkel, zodat ze extra 
opvallen. Als het goed verkoopt,
neemt de winkel ze in het assortiment
op. Als ze slecht verkopen, verdwijnen
ze weer.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Merkenbeleid
Er zijn 2 soorten merken:
  1. Fabrikantenmerken = een merk dat de fabrikant aan een artikel geeft. 
  • A-merk = Merk dat heel bekend is bij alle consumenten. Er wordt veel reclame voor het artikel gemaakt en het heeft een hoge prijs.
  • B-merk = Merk dat wat goedkoper is dan een A-merk en minder bekend. De kwaliteit is (vrij) goed en de prijs gemiddeld.
  • C-merk = Onbekend merk met een lage prijs en vaak ook een lage kwaliteit.
    2. Huismerken = Eigen merk van een winkel. De kwaliteit van een huismerk is vaak bijna net zo goed als die van een A-merk, maar de prijs is lager. Dit noemen we ook wel een winkelmerk.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Merken
Fabrikantenmerk
Huismerk        
A-merk
B-merk
C-merk

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Artikelkennis
= De kennis over de artikelen die je verkoopt.
Artikelkennis bestaat uit 3 soorten informatie:
  1. Commerciële informatie = informatie over de prijs van het artikel, de voorwaarden om het artikel te ruilen en de garantie die op het artikel zit.
  2. Praktische informatie = informatie hoe je een artikel moet gebruiken.
  3. Technische informatie = informatie over het materiaal en de mogelijkheden van een artikel.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe komt het personeel aan artikelkennis?

Om informatie te vinden, gebruik je een informatiebron.
Er zijn verschillende informatiebronnen:
  • Artikel zelf testen
  • Gebruiks- aanwijzing bestuderen
  • Verpakking lezen
  • Je collega's vragen 
  • Leverancier bellen

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies