Klas 2B Spelling 4.5 Test jezelf en oefentoets

Programma
  • Absentie (5 min)
  • Instructie:  herhaling theorie 3.4 en 4.5  Spelling
  • Zelfstandig werken  (20 min)
  • Evaluatie (5 min)
  • Afsluiting (5 min)

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
  • Absentie (5 min)
  • Instructie:  herhaling theorie 3.4 en 4.5  Spelling
  • Zelfstandig werken  (20 min)
  • Evaluatie (5 min)
  • Afsluiting (5 min)

Slide 1 - Tekstslide

Spelling 3.5 en 4.5
vmbo 2
Test jezelf en oefentoetsen

Slide 2 - Tekstslide

Dit is nu bekend (Lesdoelen)
  • Je weet welke zelfstandige naamwoorden je met een hoofdletter moet schrijven.
  • Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn en hoe je deze in de vt moet spellen
  • Je kunt het voltooid deelwoord spellen
  • Je kunt een bijvoeglijk naamwoord spellen dat van een voltooid deelwoord is gemaakt.
  • Je weet wanneer je in een samenstelling een tussen-s of tussen-n moet schrijven.
  • Je kunt een bijvoeglijk naamwoord spellen dat van een voltooid deelwoord is gemaakt
  • Je weet wanneer je in een samenstelling een tussen-s of tussen-n moet schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Je weet welke zelfstandige naamwoorden je met een hoofdletter moet schrijven.
• Je schrijft een hoofdletter bij de eigennamen van mensen, dieren en zaken (Michiel Trom, Nijntje, Kerstmis).

Een achternaam schrijf je zo:
David van We

Slide 4 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Sterk om van klank te veranderen in de verleden tijd.

eten -aten-gegeten
springen-sprong-gesprongen
vliegen-vlogen-gevlogen
snijden-sneden-gesneden

Welke uitgang?
Kijk naar verleden tijd MV. Je hoort dan een -t of -d


Slide 5 - Tekstslide

Je kunt de persoonsvorm (pv) in de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed schrijven.
Schrijf -de(n) of -te(n) achter de ik-vorm.  T eX KoSCHiP
Ja-> te(n)
Nee-> de(n)

• Schrijf bij d-werkwoorden en t-werkwoorden in de verleden tijd twee -d’s of -t’s (ook al hoor je die niet).
• Schrijf de verleden tijd van z-werkwoorden met -de(n)
(reizen – ik reis – ik reisde).
• Schrijf de verleden tijd van v-werkwoorden met -de(n)
(durven – ik durf – ik durfde).

Slide 6 - Tekstslide

Voltooid deelwoord

Begint vaak met ver, be, ge, her, ont
Gaat samen met de persoonsvorm hebben, zijn of worden.


Voorbeeld
Wij hebben gisteren uitgeslapen.
De leerlingen hebben hard gewerkt.

Door het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden langer te maken hoor je of het een -d of -t krijgt of gebruik T eX KoSCHiP

Slide 7 - Tekstslide

Je kunt het voltooid deelwoord spellen
• Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-.   Maar bij werkwoorden met het voorvoegsel ge- (of be-, her-, verof ont-) schrijf je dat niet nog eens.
Bijvoorbeeld: geloven – geloofd
herhalen – herhaald

• Bij het voltooid deelwoord van splitsbare werkwoorden schrijf je ge- tussen de twee delen.
Bijvoorbeeld: overgehaald, opgegeten

Slide 8 - Tekstslide

Je kunt een bijvoeglijk naamwoord spellen dat van een voltooid deelwoord
is gemaakt.
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden maak je door er -e achter te schrijven. 
Pas eventueel nog andere letters aan voor de spellingsregels.

Bijvoorbeeld:
vergroot – de vergrote foto 
opzetten – de opgezette vos


Slide 9 - Tekstslide

Je weet wanneer je in een samenstelling een tussen-s of tussen-n moet schrijven.
  • Een tussen-s schrijf je wanneer je die hoort.
Bijvoorbeeld:
jongensboek, onderzoeksrapport.
Let op: als het tweede deel met een s begint, moet je de tussen-s ook schrijven: damessjaal.

  • Voor een tussen-n gebruik je het schema op bladzijde 42 van dit boek.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


Spelling 4.5

  • Maak de opdrachten van Test jezelf 4.5 om de oefentoets te maken

Spelling 3.5 
  • Maak de opdrachten van Test jezelf 3.5 om de oefentoets te maken


Hulp: leerstof 
Vragen stellen via de chat of handje opsteken

Digitaal lesmateriaal

  1. Log in bij Magister
  2. Ga naar 'Leermiddelen' -Nederlands-Talent
  3. Klik op 'Talent'
  4. Magister-Voortgezet onderwijs van Amsterdam
  5. Je zit nu in Talent online

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord eindigt bijna altijd op een -e.

  • de mooie koe
  • het dikke varken
  • het mooie meisje
Uitzonderingen:
Een bijvoeglijk naamwoord krijgt geen -e als het zelfstandig naamwoord een het-woord is en er 'een' voor staat. 
  • het lieve meisje - een lief meisje
  • de leuke jongen - een leuke jongen
  • de mooie tuin - een mooie tuin








Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide