Hst 20 Persoonsvorm en onderwerp

Vandaag 
Hst 20 
Grammatica: leren hoe je persoonsvorm en onderwerp herkent in een zin 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 
Hst 20 
Grammatica: leren hoe je persoonsvorm en onderwerp herkent in een zin 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is ook weer het verschil tussen taalkundig en redekundig ontleden?

Slide 2 - Open vraag

Hoe vind je ook weer de persoonsvorm in een zin?

Slide 3 - Open vraag

Als je zin opdeelt in zinsdelen, wat is dan het kenmerk van de persoonsvorm?

Slide 4 - Open vraag

Als je zin opdeelt in zinsdelen, hoe weet je dan wat een zinsdeel is?

Slide 5 - Open vraag

Zelfstandig aan de slag blz. 83 
vraag 1, 3
Als je moeilijk vindt: lees eerst blz. 82 
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?
Door deze vraag te stellen: Wie/wat + persoonsvorm? 
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

De hond eet de brokjes op.

Wie eet?

Onderwerp: de hond  

Slide 7 - Tekstslide


Het onderwerp van een zin


  • Iedere zin heeft een onderwerp.
  • De pv en het onderwerp horen bij elkaar.
  • Zonder de pv kun je het onderwerp niet vinden

Slide 8 - Tekstslide

1. zoek de persoonsvorm (pv)
verander de tijd
maak een vraagzin 
2. zet een streepje tussen de zinsdelen
let op: voor de persoonsvorm past maar 1 zinsdeel
3. zoek het onderwerp (ow)
wie of wat + pv
4. zoek het werkw. gez. 
kijk naar alle ww in de zin
5. zoek het lijd. voorw. (lv)
wie of wat + pv + ow
6. zoek het meew. vw. (mv)
aan wie + pv + ow + lv Let op! 'aan' en 'voor' horen erbij!
Het stappenplan
7. zoek de bijw. bep.
waar? wanneer? waarom? waardoor? waarheen? hoe?

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag blz. 85 
vraag 6, 7
Als je moeilijk vindt: lees eerst blz. 84
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Morgen 
Kerstquiz of les? 

Slide 11 - Tekstslide