Spelling les 6

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter

Slide 1 - Tekstslide

Wat viel je op aan deze tekst?

Slide 2 - Woordweb

In deze les ga je leren:
wanneer je een punt . gebruikt;
wanneer je een komma , gebruikt;
wanneer je een dubbele punt : gebruikt;
wanneer je een puntkomma ; gebruikt;
hoe je omgaat met leestekens bij citaten met ‘.

Slide 3 - Tekstslide

Elke zin eindigt met een punt.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Waarom eindigt niet elke zin met een punt?

Slide 5 - Open vraag

In welke zin kloppen de leestekens? Kies de goede zin.
A
Zet een uur voor het slapen je tv, computer, laptop en telefoon uit.
B
Zet een uur voor het slapen je tv computer laptop en telefoon uit.
C
Zet een uur voor het slapen je tv, computer, laptop, en telefoon uit.

Slide 6 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
Opdracht 2 en 3 (Spelling, les 6)

Slide 7 - Tekstslide

Een komma gebruik je; 
1. In opsommingen; 
Geef mij maar patat, pizza of pannenkoeken.
Ik heb toetsen voor biologie, geschiedenis en aardrijkskunde.
Let op: voor ‘en’ of ‘of’ komt geen komma.

Slide 8 - Tekstslide

Een komma gebruik je;
2.  voor voegwoorden (omdat, daarom, tenzij, want):
Ik koop patat, omdat we dat thuis nooit eten.
Ik koop pannenkoeken, tenzij de pizza’s in de aanbieding zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Een komma gebruik je;
tussen twee werkwoorden die niet bij elkaar horen:
Omdat ik nog geen zestien ben, mag ik nog geen brommer.
Voordat je uit huis gaat, moet je eerst leren koken.

Slide 10 - Tekstslide

Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Op dat festival komen de beste boybands, zangtalenten en dj’s.
B
Op dat festival komen de beste boybands zangtalenten en dj’s.
C
Op dat festival komen de beste boybands, zangtalenten, en dj’s.

Slide 11 - Quizvraag

Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin
A
Het klinkt kinderachtig maar het is moeilijker dan je denkt.
B
Het klinkt kinderachtig, maar het is moeilijker dan je denkt.
C
Het klinkt kinderachtig maar, het is moeilijker dan je denkt.

Slide 12 - Quizvraag

Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Ik kan prima slagen bij H&M, CoolCat, of Pull & Bear.
B
Ik kan prima slagen bij H&M, CoolCat of Pull & Bear.

Slide 13 - Quizvraag

Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Sommige dieren die last van stress hebben worden getroost door soortgenoten.
B
Sommige dieren die last van stress hebben, worden getroost door soortgenoten.

Slide 14 - Quizvraag

Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Jongeren die te kort hadden geslapen hadden meer last van stress.
B
Jongeren die te kort hadden geslapen, hadden meer last van stress.

Slide 15 - Quizvraag

Wel of geen komma? Kies de goed geschreven zin.
A
Dit boek vond ik minder omdat ik de humor miste.
B
Dit boek vond ik minder, omdat ik de humor miste.

Slide 16 - Quizvraag

Leestekens in zinnen: de puntkomma
Een puntkomma is een wat grotere scheiding dan een komma en een wat kleinere scheiding dan een punt.
De stukken voor en na de puntkomma zouden ook elk een complete zin kunnen zijn.
Die game is het echt helemaal; vooral de designs zijn goed gelukt.
Eigenlijk heb je de puntkomma vaak niet echt nodig. Je kunt ook gewoon een punt gebruiken.
Als je snel te lange zinnen schrijft, is dat zelfs beter.

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig maken
Opdracht  5 en 6


timer
2:00

Slide 18 - Tekstslide

Een dubbele punt gebruik je om een volgend stukje tekst aan te kondigen:
  • een opsomming; Ik heb voor mijn verjaardag veel nieuwe gadgets gekregen: een draadloze koptelefoon, een smartwatch en een nieuwe telefoon.
  • een verklaring of reden; Ik durf dat steegje echt niet in: het is veel te donker.
  • een gedachte; Toen dacht ik: houdt het dan nooit op?
  • een citaat; Omar zei: ‘Houdt het dan nooit op?

Slide 19 - Tekstslide

Samen doen
Opdracht 8  

Slide 20 - Tekstslide

Citaat
Als je letterlijk weergeeft wat iemand gezegd heeft (= citeren), dan plaats je die tekst tussen aanhalingstekens. Zo'n tekst noem je een citaat.

Slide 21 - Tekstslide

Citaat
Citaten houden in principe hun leestekens, zoals hoofdletter, komma en punt.
Joost zei: ‘Ik houd van appeltaart, maar niet van carrotcake.’

Slide 22 - Tekstslide

Citaat
Als een citaat maar een stukje van een zin is, heb je geen hoofdletter en punt nodig.

Joost vertelde mij dat hij van ‘smeuïge appeltaart met citroen’ houdt.

Slide 23 - Tekstslide

Citaat
Als je een citaat onderbreekt, gebruik je twee komma’s. Deze vallen buiten de aanhalingstekens.

‘Ik’, zei Joost, ‘houd van appeltaart.’

Slide 24 - Tekstslide

Citaat
Als in het citaat een komma staat, heb je geen extra komma buiten de aanhalingstekens nodig.

‘Ik houd van appeltaart,’ zei Joost, ‘maar niet van carrotcake.’

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Zelfstandig maken opdracht 10 t/m 15

Ben je hiermee klaar dan ga je aan de slag met de Spellingsapp, 6 Leestekens.

Pas je tekst van Schrijven alvast aan met de nieuwe kennis en informatie.

Slide 26 - Tekstslide