Quiz
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Import of export?
DSM verkoopt plastic aan Duitsland
DSM verkoopt plastic aan Duitsland
A
Import
B
Export
Slide 2 - Quizvraag
Import of export?
Ik ben op vakantie in Frankrijk.
Ik ben op vakantie in Frankrijk.
A
import
B
export
Slide 3 - Quizvraag
Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.
Slide 4 - Quizvraag
Import of export?
Action koopt producten uit China.
Action koopt producten uit China.
A
Import
B
Export
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noem je het wanneer een land of een persoon goederen invoert?
A
Export
B
Import
C
Overslag
D
Mainport
Slide 6 - Quizvraag
Door meer export moeten we meer produceren en daardoor verdienen/verliezen bedrijven meer geld. Dan komen er meer/minder banen.
A
verliezen ; meer
B
verdienen ; minder
C
verdienen ; meer
D
verliezen ; minder
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
In de Europese Unie (EU) is geen vrijhandel.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Wat probeert de EU te beschermen met protectiemaatregelen?
Slide 10 - Woordweb
Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.
Slide 11 - Quizvraag
Een voordeel van meer export is ...
A
dat de inkomens stijgen.
B
dat de inkomens dalen.
Slide 12 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de prijs van een product als de producent exportsubsidie krijgt?
A
Wordt hoger.
B
Wordt lager
Slide 13 - Quizvraag
Wat hoort bij vrijhandel?
A
Contingentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffing
D
Geen belemmeringen
Slide 14 - Quizvraag
Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China.
B
Duitsland koopt van Nederland.
C
Brussel koopt van Londen.
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven.
Slide 15 - Quizvraag
wat is GEEN voorbeeld van protectie?
A
contingentering
B
uitvoerrechten
C
exportsubsidie
D
invoerrechten
