Vijfde les

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Die Bücher auf dem Tisch

Slide 3 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  1. Die Hausaufgaben
  2. Neue Grammatik
  3. Die Hausaufgaben
  4. Feesttenten-regel herhalen 

Lernziele: 
  • Ik kan de uitspraakregels van leerjaar 2 deel toepassen.
  • Ik kan het werkwoord 'haben' en 'sein' in tegenwoordige en verleden tijd toepassen.
  • Ik kan het werkwoord 'werden' in de tegenwoordige tijd toepassen.
  • Ik kan aan het einde van hoofdstuk 2, 13 lichaamsdelen in het Duits opnoemen.
  • Ik kan aan het einde van hoofdstuk 2 het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp, meewerkend voorwerp en als lijdend voorwerp toepassen. 

Slide 4 - Tekstslide

Die Hausaufgaben besprechen/ nachsehen
Die Aufgaben 15 und 16machen

Lernen:
- Die Lernliste (die Wörter)
- Die Aussprache üben

Slide 5 - Tekstslide

Grammatik erklären
Het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp. 

1e naamval= ?
3e naamval= ?
4e naamval= ?


Slide 6 - Tekstslide

Grammatik erklären (+4e)
Ich arbeite nicht ohne ihn. 
ik
jij
hij
zij (ev)
het 
wij
jullie
zij (mv)
u
1e 
ich
du
er 
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
4e 
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Feesttenten-regel wiederholen
Blooket 

Slide 9 - Tekstslide

Die Hausaufgaben
Die Aufgaben 18 bis 29 machen

Lernen:
- Die Lernliste (die Wörter)
- Die Aussprache üben
- Die Grammatik (A)

Slide 10 - Tekstslide

Lernziele
Lernziele:
  • Ik kan de uitspraakregels van leerjaar 2 deel toepassen.
  • Ik kan het werkwoord 'haben' en 'sein' in tegenwoordige en verleden tijd toepassen.
  • Ik kan het werkwoord 'werden' in de tegenwoordige tijd toepassen.
  • Ik kan aan het einde van hoofdstuk 2, 13 lichaamsdelen in het Duits opnoemen.
  • Ik kan aan het einde van hoofdstuk 2 het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp, meewerkend voorwerp en als lijdend voorwerp toepassen. 

Slide 11 - Tekstslide