Dertiende les, (voor speling)

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Die Bücher auf dem Tisch

Slide 3 - Tekstslide

Regels voor het gehele jaar
  • Je luistert wanneer de docent dit aan je vraagt.
  • Ga respectvol met elkaar om: niet elkaar uitleggen of door elkaar heen praten. 
  • Je blijft van elkaars spullen af.
  • Aan het begin van de les liggen alle boeken op tafel.  
  • Als je vragen hebt, steek je je hand op. 
  • Als je aangesproken wordt op bijv. je gedrag, gaan we niet in discussie (wel mag dit na de les)
  • We houden de boeken netjes (niet erin tekenen/krassen/scheuren etc.)

Slide 4 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  1. Keine Hausaufgaben
  2. Brief 2 
  3. Noch Fragen?
  4. Escape Room (Online)
  5. Vorbereitung auf die Prüfung


Lernziele: 
  • Ik kan de uitspraakregels van leerjaar 2 deel toepassen. 
  • Ik kan het werkwoord 'haben' en 'sein' in tegenwoordige en verleden tijd toepassen.
  • Ik kan het werkwoord 'werden' in de tegenwoordige tijd toepassen.   
  • Ik kan aan het einde van hoofdstuk 2, 13 lichaamsdelen in het Duits opnoemen. 
  • Ik kan aan het einde van hoofdstuk 2 het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp, meewerkend voorwerp en als lijdend voorwerp toepassen. 
  • Aan het einde van hoofdstuk 2 kun je zeggen hoe je je voelt en kun je vertellen wat er gebeurd is. 

Slide 5 - Tekstslide

Die Hausaufgaben besprechen/ nachsehen
/

Lernen:
- Die Lernliste (die Wörter)
- Die Aussprache üben
- Die Grammatik (A+B)
- Die Sprachmittel

Slide 6 - Tekstslide

Vorbereitung auf die Prüfung
Selbstständig

oder

Blooket/Gimkit

Slide 7 - Tekstslide

Die Hausaufgaben
/

Lernen:
- Die Lernliste (die Wörter)
- Die Aussprache üben
- Die Grammatik (A+B)
- Die Sprachmittel

Slide 8 - Tekstslide

Lernziele
Lernziele:
  • Ik kan de uitspraakregels van leerjaar 2 deel toepassen.
  • Ik kan het werkwoord 'haben' en 'sein' in tegenwoordige en verleden tijd toepassen.
  • Ik kan het werkwoord 'werden' in de tegenwoordige tijd toepassen.
  • Ik kan aan het einde van hoofdstuk 2 het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp, meewerkend voorwerp en als lijdend voorwerp toepassen. 
  • Aan het einde van hoofdstuk 2 kun je zeggen hoe je je voelt en kun je vertellen wat er gebeurd is. 

Slide 9 - Tekstslide

Grammatik erklären (+3e/4e)
Du hast mit mir die Katze gefüttert. 
ik
jij
hij
zij (ev)
het 
wij
jullie
zij (mv)
u
1e 
ich
du
er 
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
3e 
mir
dir
ihm
ihm
ihr
uns
euch
ihnen
Ihnen
4e 
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie
Sie

Slide 10 - Tekstslide