1. Meneer, mag ik jouw/uw naam opschrijven?2. Dit is Marie en dat is zijn/haar man.
3. Ik ga elke dag wandelen met ........... hond.
4. Heb jij vandaag ........ boek al gelezen?
5. Ik lees mijn boek. Het boek is van ........
6. Zij lezen hun boek. Het boek is van ......
7. Het huis hebben wij gekocht. Het is ......... huis.
8. De deur van ons huis is groen. Het is ........ deur.