6.4 Transplantatie en bloedtransfusie

13.4   Transplantatie en bloedtransfusie
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

13.4   Transplantatie en bloedtransfusie

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Examenopdrachten oefenen Bs 3 Immuniteit
Instructie transplantatie en bloedtransfusie
Zelf werken


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt beschrijven welke problemen door antigenen kunnen ontstaan bij transplantaties en bloedtransfusies.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Orgaandonatie
Orgaantransplantatie betekent dat je "kapotte" orgaan vervangen wordt door een ander orgaan. Hier zijn orgaandonaties voor nodig.

Helaas zijn er nog steeds te weinig orgaandonoren en overlijden er mensen omdat er geen donororgaan beschikbaar is.

Slide 11 - Tekstslide

De nieuwe donorwet
De eerste kamer heeft inmiddels beslist en de nieuwe donorwet treedt in werking op 1 juli 2020

Slide 12 - Tekstslide

Transplantatie
Een transplantatie is het vervangen van een aangetast weefsel of orgaan.

Acceptor: ontvanger
Donor: leveraar

Slide 13 - Tekstslide

Afstoting
Bij een orgaan of weefsel dat afkomstig is van een donor kan een afstotingsreactie optreden.

MHC I-eiwitten op donororgaan worden gezien als lichaamsvreemde antigenen en bestreden door het immuunsysteem 

Slide 14 - Tekstslide

Afstotingsreacties
Menselijke cellen hebben ook antigenen.                              (= het HLA-systeem)
Hierdoor kunnen jouw lymfocyten je lichaamseigen cellen onderscheiden van lichaamsvreemde cellen (van het donororgaan). 

T-cellen: vernietigen de cellen van het donororgaan
B-cellen: acute afstoting door gevormde antistoffen
Medicijnen: onderdrukken de afstotingsreactie
                                                                                                       (Human Leukocyte Anitgen)

Slide 15 - Tekstslide

Human Leukocyte Antigen
Het HLA-systeem zorgt bij de mens ervoor dat lymfocyten lichaamseigen cellen kunnen onderscheiden van lichaamsvreemde cellen.
HLA-matching is belangrijk bij transplantaties om afstoting te voorkomen.
Het HLA-systeem is erfelijk, dus is onderling meer gelijk binnen de familie

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Bloedgroepen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Wat is HLA?
Het HLA zijn de antigenen op lichaamscellen van mensen.

Welk type HLA je hebt is erfelijk bepaald. 
Familieleden hebben dus vaak overeenkomsten.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Verdeling bloedgroepen

Slide 23 - Tekstslide

Hoe bepaal je of bloed gaat klonteren?
1. welke antistoffen heeft de ontvanger?   (antistof A of B of allebei of niets)

2. welke antigenen heeft de donor? (A of B of allebei of niets)

3. als er twee op elkaar passen kan er geen bloedtransfusie plaatsvinden (wat dan is er klontering van het donorbloed)
De regel is: De ontvanger mag géén antistoffen in het plasma hebben tegen het antigeen op de bloedcellen van de donor.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antigeen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 26 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistof A
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 27 - Quizvraag

Bepaal de bloedgroep van de donor en van de ontvanger als er het volgende gebeurt:
Antistof-A erbij: klontering
Antistof-B erbij: klontering

A
Donor=A Ontvanger is O
B
Donor=AB Onvanger is O
C
Ontvanger=O Donor is AB
D
Donor=B Ontvanger=A

Slide 28 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 29 - Quizvraag

Resusfactor - ontdekt bij apen

Slide 30 - Tekstslide

Resusbaby
  • Een resusnegatieve moeder kan in verwachting zijn van een resuspositief kind.
  • Bij de eerste zwangerschap levert dat geen problemen op.
  • Bij bevalling: contact tussen bloed moeder en kind -> moeder maakt anti-resus en geheugencellen.
  • Bij tweede zwangerschap: anti-resus door placenta naar foetus -> bloedafbraak bij het kindje.
Resusfactor
In deze afbeelding is te zien wat er gebeurt als een vrouw in verwachting is van een resuspositief kindje.

Slide 31 - Tekstslide

Iemand heeft resus-positief (Rh+) bloed.
Welk antigeen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcellen?
Kan hij resus-antistof maken?
A
wel resus-antigeen wel resus-antistof
B
wel resus-antigeen geen resus-antistof
C
geen resus-antigeen wel resus-antistof
D
geen resus-antigeen geen resus-antistof

Slide 32 - Quizvraag

Een resusbaby ontstaat als de moeder Rh- is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat Rh+ is. De antistoffen breken het bloed van het kind af.
Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan?
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder direct na de geboorte inspuiten met antistoffen.
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.

Slide 33 - Quizvraag

Opdrachten maken
13.4  Transplantatie en bloedtransfusie
Opdracht 52 t/m 60

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video