zelfstandig en hulpwerkwoord par. 8

Woordsoorten paragraaf 8
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordsoorten paragraaf 8
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Volgende week moet je historische roman uit zijn!

1) Vragen over de stof van vorige weken?
2) (herhaling met) LessonUp
3) het zww en hww
4) Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les kun je
zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Even herhalen
- czn
- azn
- zn-e
- blw
- olw
- bn 
-pers.vnw
- bez.vnw

Slide 4 - Tekstslide

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

In zijn VRIJE tijd schijnt SIMON graag modelvliegtuigjes te bouwen.
A
blw - azn
B
bn - zn-e
C
bn - azn
D
olw - blw

Slide 5 - Quizvraag

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

Heeft Jelina zich nog aangemeld voor DE auditie van die MUSICAL?
A
blw - azn
B
bn - czn
C
bn - azn
D
blw - czn

Slide 6 - Quizvraag

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

JULLIE moeder heeft MIJ gevraagd om mee te gaan.
A
pers.vnw-bez.vnw
B
bez.vnw - czn
C
pers.vnw-pers.vnw
D
bez.vnw-pers.vnw

Slide 7 - Quizvraag

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

DE GEVAARLIJKE overvallers zullen zich niet kunnen blijven verstoppen voor de politie.
A
blw - azn
B
bn - czn
C
blw - bn
D
olw - blw

Slide 8 - Quizvraag

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

Heb JE HAAR vandaag al gezien?
A
pers.vnw-bez.vnw
B
bez.vnw - czn
C
pers.vnw-pers.vnw
D
czn-bez.vnw

Slide 9 - Quizvraag

Welke woordsoort hebben de dikgedrukte woorden in onderstaande zin?

Zouden de jongens EEN DURE busreis naar Spanje wel kunnen betalen?
A
olw - bn
B
bn - czn
C
bn - azn
D
olw - blw

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoorden
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerkwoord

Slide 11 - Tekstslide

Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?

In zijn vrije tijd schijnt Simon graag modelvliegtuigjes te bouwen.
A
schijnt
B
bouwen

Slide 12 - Quizvraag

Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?

Heeft Jelina zich nog aangemeld voor de auditie van die musical?
A
heeft
B
aangemeld

Slide 13 - Quizvraag

Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?

De gevaarlijke overvallers zullen zich niet kunnen blijven verstoppen voor de politie.
A
zullen
B
kunnen
C
blijven
D
verstoppen

Slide 14 - Quizvraag

Welk werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet?

Zouden de jongens een dure busreis naar Spanje wel kunnen betalen?
A
zouden
B
kunnen
C
betalen

Slide 15 - Quizvraag

Zelfstandig en hulpwerkwoord
Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). Het geeft aan wat het onderwerp doet. 
Als er meer werkwoorden zijn, staat het zelfstandig werkwoord achter in de zin. De andere werkwoorden (ook de persoonsvorm) zijn hulpwerkwoord (hww). 

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden
- Op zondag schaakt (zww) oom Jan met zijn neefje.

– Op zondag wil (hww) oom Jan schaken (zww) met zijn neefje.

– Op zondag zou (hww) oom Jan willen (hww) gaan (hww) schaken (zww) met zijn neefje.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht
Maak de opdrachten van woordsoorten cursus 5, 
paragraaf 6 en 8 op Nieuw Nederlands online 

Paragraaf 6: maak opdracht  5b, 6b 
Paragraaf 8: opdracht: 1, 3.1,  4 en 5A

Slide 20 - Tekstslide