Grammatica woordsoorten

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling grammatica
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Ben je al klaar voor de toets voor morgen?
Toets grammatica woordsoorten
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Lidwoord(lw)
de
het 
een

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord(znw)
een woord voor een mens,  dier, plant, ding of gevoel
voorbeelden: neef, bakker, walrus, lelie, mobieltje, stad, vriendschap
Eigennamen :Rob, Jansen, Arnhem, IJssel

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
meervoud: vriendin-vriendinnen, bericht berichten
verkleinwoorden:vriendinnetje, berichtje
'de' 'het' of 'een' ervoor zetten

Slide 6 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord(bvn)
-vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
bijvoorbeeld: Sylvester is een stoere filmster.
-staat vaak voor een zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord
-staat soms verderop in de zin:
Die zangeres is heel goed en is bij het grote publiek bekend


Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord(bvn)
-stoffelijk bijvoeglijk naamwoord:
gouden horloge, plastic zak
-sommige bijvoeglijk naamwoorden komen van een werkwoord:
de beslissende goal, de gebroken arm 

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord(znw)
-geeft aan wat het onderwerp doet
- als er maar een werkwoord in de zin staat, dan is dat het zelfstandig werkwoord 

voorbeeld:
Op zondag schaakt (zww) oom Jan met zijn neefje.

Slide 10 - Tekstslide

hulpwerkwoord(hww)
-de andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden
voorbeeld:
Op zondag wil (hww) oom Jan schaken (zww) met zijn neefje.
Op zondag zou (hww)oom Jan willen(hww)schaken(zww) met zijn neefje.

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel hulpwerkwoorden?
Erika had willen blijven zitten lezen.

Erika had willen zitten blijven lezen.

Slide 12 - Open vraag

Let op!
Nu volgen tien vragen waar je 20 seconden de tijd hebt om te antwoorden!

Succes!

Slide 13 - Tekstslide


Skaten is de favoriete hobby van Lieke.
In deze zin is 'skaten' een:
A
lidwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
zelfstandig werkwoord

Slide 14 - Quizvraag


Skaten is de favoriete hobby van Lieke.
Het woord 'Lieke' is een:
A
lidwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
zelfstandig werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Toekomstige Marsreizigers zullen veel te lijden hebben van kosmische straling. Het woord 'zullen' is:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
hulpwerkwoord
D
zelfstandig werkwoord

Slide 16 - Quizvraag

New Yorkers kunnen straks gratis internetten bij speciale wifi-prullenbakken.Het woord 'internetten'
A
is zelfstandig werkwoord
B
is hulpwerkwoord
C
is zelfstandig naamwoord
D
is bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Het gesmolten ijsje lag op de grond. Het woord 'gesmolten' is:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
hulpwerkwoord
D
zelfstandig werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Maarten heeft een nieuwe mountainbike gekregen. Het woord 'Maarten' is een :
A
bijvoeglijk naamwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Quizvraag

In de volgende zin staan twee hulpwerkwoorden.
De man met die krullende snor zal je wel bekend voorkomen.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Veel beschermde natuurreservaten zijn open voor betalende bezoekers. Het woord 'betalende' is
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Marc eet een opgewarmd pasteitje en twee zoute stengels. Het woord 'opgewarmd' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig werkwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Op de Domtoren in Utrecht heb je een prachtig uitzicht. De woorden 'Domtoren ' en 'Utrecht' zijn
A
zelfstandige naamwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
zelfstandige werkwoorden
D
geen van deze antwoorden

Slide 23 - Quizvraag

Wat vind je van je resultaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Foto-opdracht werkwoorden

Slide 25 - Tekstslide

Foto-opdracht
Maak tweetallen
Neem 1 telefoon mee
Beeld minimaal 2 werkwoord uit en maak hier een foto van
Kies uit: slapen, giechelen, springen, roepen, schuilen, dansen, ruziemaken, aanmoedigen
Zorg dat je uiterlijk om ... u terug in het lokaal bent!

Slide 26 - Tekstslide

Maak een foto van: slapen, giechelen, springen, roepen, schuilen, dansen, ruziemaken, aanmoedigen

Slide 27 - Open vraag

Aan de slag met oefenen
Plot 26 grammatica 1 alle lessen herhalen en verdiepen
theorie: toolbox plot 26 


Slide 28 - Tekstslide