BK 1: 3.3 Planten

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

3.3: Planten blz 147

Welk onderdeel maakt een dierlijke cel uniek?

1. Heeft een celwand
2. Heeft geen celwand
3. Heeft bladgroenkorrels
4. Heeft geen celkern

Welk dier ademt met longen?

1. Kikkervisje
2. Wandelende tak
3. Pinguïn
4. Muis

Hoe komt de groep gewervelden aan hun naam?

1. Ze lopen allemaal op 4 poten
2. Ze hebben allemaal een wervelkolom
3. Ze hebben geen wervels
4. Ze hebben allemaal haren op hun lichaam

Welk kenmerk maakt een plantaardige cel uniek?

Dit kenmerk heeft de plantencel alleen, geen van de andere groepen heeft dit kenmerk.

1. Celwand
2. Celkern
3. Vacuole
4. Bladgroenkorrels

Hoe komt het dat de meeste planten groen zijn?

Leerdoelen:

4 Je kunt kenmerken noemen van zaadplanten en sporenplanten.

Planten:

De meeste planten hebben wortels, stengels en bladeren.

De wortels, stengels en bladeren zijn de organen van de plant.

Welke 3 taken hebben de wortels van de plant?

2 groepen planten

Planten kunnen we in 2 groepen verdelen:

1. Zaadplanten; de nieuwe plantjes groeien uit een zaad.
2. Sporenplanten;  de nieuwe plantjes groeien uit sporen.

Zaadplanten hebben bloemen, daarin ontwikkelen na bevruchting zaden.

Sporenplanten hebben geen bloemen. 

Ze planten zich voort door sporen. 

Uit een spore (=cel) kan een nieuwe plant groeien

Aan de slag!

Ga naar thema 3.3: planten

Maak opdracht: 1 t/m 6

Hoe? Fluisterniveau

Klaar? Test je zelf maken

Leerdoelen:

4 Je kunt kenmerken noemen van zaadplanten en sporenplanten.

Op het plaatje zie je een:

1. Zaadplant
2. Sporenplant

Op het plaatje zie je een:

1. Zaadplant
2. Sporenplant

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?

1. Wortels
2. Stengels
3. Boomschors
4. Bloem

Luister nog even mee voordat je vertrekt!