H4_T5B6

Thema 5 Regeling

B6
Spieren en beweging
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 Regeling

B6
Spieren en beweging

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven
  2. Je kunt de effecten van training en dopinggebruik uitleggen
  3. Je kunt de uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren (verschil weten tussen betrouwbaar en valide)

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen B6
  • Glad spierweefsel
  • Dwarsgestreepte spierweefsel
  • Spiervezel
  • Skeletspieren
  • Spierschede
  • Spierbundels
  • Motorische eindplaatjes
  • Motorische eenheid
  • Spiercontractie
  • Spierfibrillen
  • Filamenten

  • Myosine
  • Antagonisten
  • krachttraining
  • duurtraining
  • warming-up
  • cooling-down
  • doping
  • anabole steroïden
  • uithoudingsvermogen
  • epo
  • betrouwbaar onderzoek
  • valide onderzoek

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Spierweefsels
(glad)
Kenmerken:
  1. Langwerpige spiercellen
  2. 1 celkern per cel
  3. Trage samentrekking, maar niet snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door autonome zenuwstelsel

Komt voor in:
  1. huid                       4. bloedvaten
  2. darmkanaal       5. iris
  3. longen

Slide 5 - Tekstslide

Spierweefsel (dwarsgestreept)
Kenmerken:
  1. Bestaat uit spiervezels
  2. Ontstaat door versmelting van veel spiercellen
  3. Snelle samentrekking maar snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door animale zenuwstelsel

Komt voor in:
  1.  Skelet (zitten vast aan botten)

Slide 6 - Tekstslide

Maak opdracht 43 en 44
Of start met het maken van je samenvatting voor deze paragraaf.

Slide 7 - Tekstslide

Skeletspieren
Van groot naar klein:
Spier -> spierbundel -> spiervezel -> spierfibril -> spiercel 

Motorische eenheid:
 Alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan met één bewegingszenuwcel

Skeletspieren zitten vast aan het skelet met een pees

Slide 8 - Tekstslide

Spierfibrillen
Spierfibrillen zijn opgebouwd uit 2 eiwitten:
  1. Myosine (donkere band)
  2. Actine (lichte band)

Deze eiwitten vormen filamenten (grote eiwitdraden)

Tussen spierfibrillen bevinden zich:
  • Glycogeenkorrels (opgeslagen glycogeen)
  • Mitochondriën (nodig voor verbranding)



Slide 9 - Tekstslide

Samentrekken van spieren
Hoe trekt een spier samen:
  1. Een bewegingszenuwcel geeft impuls door via een motorische eindplaatje
  2. De spierfibrillen gekoppeld aan het motorisch eindplaatje trekken samen
  3. De myosine- en actinefilamenten schuiven in elkaar (hierdoor wordt de spier korter)

Energie (ATP) nodig voor de samentrekking: verbranding van glucose

Slide 10 - Tekstslide

Aansturing 
Axon v/e motorische neuron prikkelt de motorische eindplaat van een spier (contactpunt)

Hierdoor worden de spiervezels geprikkeld om samen te trekken (actine en myosine schuiven in elkaar)

Alles of niets (te weinig impulsen = geen contractie)


Slide 11 - Tekstslide

Aansturing 
Des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken

Spierspanning - een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/gaat je gezicht niet hangen


Slide 12 - Tekstslide

Maak opdracht 45 t/m 47
Of vervolg het maken van je samenvatting voor deze paragraaf.

Slide 13 - Tekstslide

Antagonisten
  • Spieren kunnen alleen samentrekken, maar niet uit zichzelf ontspannen.
  • Om een spier te ontspannen moet een andere spier samentrekken die de tegenovergestelde beweging veroorzaakt
  • Spieren die een tegenovergestelde beweging veroorzaken noemen we antagonisten
Voorbeeld van antagonisten zijn de biceps en triceps. Biceps buigt je arm, triceps strekken de arm

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

EPO: Hoe werkte dat ook alweer?
Bijnieren:
  • Maken Erytropoëtine (epo)
  • Wordt extra aangemaakt als de zuurstofconcentratie te laag is.
  • Doelwitcellen: bloedstamcellen in het beenmerg. Daar worden extra rode bloedcellen aanmaakt. Deze rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Meer rode bloedcellen --> concentratie van zuurstof in het bloed stijgt

Slide 18 - Tekstslide

Maak opdracht 48 en 49
Of vervolg het maken van je samenvatting voor deze paragraaf.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Betrouwbaar en valide onderzoek
  Fig.1               Fig.2               Fig.3.              Fig.4 
Het doel van elke meting (kleine zwarte stip) is om op de grote zwarte stip in het midden uit te komen. In figuur 1 zitten de metingen dicht bij elkaar (betrouwbaar) maar het gemiddelde van de stippen ligt niet in de buurt van de grote middelste zwarte stip (niet valide)
Bij figuur 2 zijn de metingen overal (niet betrouwbaar) maar het gemiddelde van de metingen zal wel rond de middelste zwarte stip liggen (valide)
Bij figuur 3 zijn de metingen over de bovenste helft verspreid (niet betrouwbaar) en het gemiddelde van de stippen zal ook niet bij de middelste stip in de buurt komen (niet valide)
In figuur 4 liggen alle metingen bij elkaar (betrouwbaar) en het gemiddelde van de stippen zal ook in de buurt van de middelste stip liggen (valide)

Slide 21 - Tekstslide

Hoe komt een spier aan de energie voor het samentrekken?

Slide 22 - Open vraag

Zet de volgende woorden op de juiste plek:
Bevat glad spierweefsel
Bevat dwarsgestreept spierweefsel
Aorta
Armbuigspier
Baarmoeder
Blaas
Buikspieren
Dijspier
Eileiders
Kauwspieren
Kuitspier
Urinewegen
Zaadleiders

Slide 23 - Sleepvraag

Zet de volgende woorden in de juiste volgorde van klein naar groot:
filament - spier - spierbundel - spierfibril - spiervezel

Slide 24 - Open vraag

Op de afbeelding staat een microscopische afbeelding van een dwarsgestreepte spier. Wat bevindt zich in de lichte banden, actine of myosine? En wat in de donkere?

Slide 25 - Open vraag

Maak opdracht 50
Klaar? Lees de context 'Een killerbody'
en
maak opdracht 51

Slide 26 - Tekstslide

Agonist
Antagonist
Biceps
Triceps
Iris kringspier
Iris radiaal spier
middenrifspier
Buikspieren
Bovenste dijbeenspier
Hamstring

Slide 27 - Sleepvraag

Controleer je leerdoelen!
  • Ken je de begrippen? Oefen de Flitskaarten 

  • Check de leerdoelen met Test Jezelf

  • Maak verder deze week de Samenhang 'Verliefdheid is chemie' (opdracht 1 t/m 5) en de Examentrainer


Slide 28 - Tekstslide

Extra oefenmateriaal
- Oefentoets B1 en 2
- Oefenexamenopgaven

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Hoeveel procent heb je gescoord?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Link

Extra oefenmateriaal
 - Oefentoets B3 t/m 5 Zenuwstelsel
- Oefenexamenopgaven B3 t/m 5 Zenuwstelsel

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link

Hoeveel procent heb je gescoord?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Link

Extra oefenmateriaal
B1 t/m 6 Zenuwstelsel

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link

Hoeveel procent heb je gescoord?

Slide 39 - Open vraag