Geslachtsregels/lidwoorden uitleg + oefenen

Lidwoorden
Wat zijn lidwoorden?
Kan je een voorbeeld geven in het Nederlands?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lidwoorden
Wat zijn lidwoorden?
Kan je een voorbeeld geven in het Nederlands?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Lidwoorden: der, die, das und die

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een "-e" zijn meestal:
A
vrouwelijk, du 'die'
B
onzijdig, dus 'das'
C
mannelijk, dus 'der'
D
meervoud, dus 'die'

Slide 7 - Quizvraag

Als wij het lidwoord "het" gebruiken, vertaal je dat in het Duits meestal naar:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 8 - Quizvraag

Mannelijke personen krijgen het lidwoord:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 9 - Quizvraag

Vrouwelijke dieren krijgen het lidwoord:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 10 - Quizvraag

.... Katze

Slide 11 - Open vraag

.... Kuh

Slide 12 - Open vraag

.... Buch

Slide 13 - Open vraag

.... Pausen

Slide 14 - Open vraag

.... Stier

Slide 15 - Open vraag

.... Tier

Slide 16 - Open vraag

.... Bücher

Slide 17 - Open vraag

.... Pferd

Slide 18 - Open vraag

.... Cousin

Slide 19 - Open vraag

.... Spinne

Slide 20 - Open vraag

.... Lehrerinnen

Slide 21 - Open vraag

.... Spinne
.... Lehrer
.... Schaf
.... Schlaugen
die
das
die (meervoud)
der

Slide 22 - Sleepvraag