lidwoorden

Welke lidwoorden hebben we in het Duits?
1 / 38
volgende
Slide 1: Open vraag

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke lidwoorden hebben we in het Duits?

Slide 1 - Open vraag

der


mannelijke personen

mannelijke dieren

mannelijke beroepen

dagen

maanden

dagdelen

jaargetijden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

die


vrouwelijke personen

vrouwelijke dieren

vrouwelijke beroepen

woorden op -heit/-keit/-ung/

-ion/-ei/-ität/-e

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

das


veel 'het'-woorden in het Nederlands


verkleinwoorden (-chen)

die


woorden in het meervoud

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

.... Kuh

Slide 8 - Open vraag

.... Buch

Slide 9 - Open vraag

.... Pausen

Slide 10 - Open vraag

.... Stier

Slide 11 - Open vraag

.... Tier

Slide 12 - Open vraag

.... Bücher

Slide 13 - Open vraag

.... Pferd

Slide 14 - Open vraag

.... Cousin

Slide 15 - Open vraag

.... Spinne

Slide 16 - Open vraag

.... Lehrerinnen

Slide 17 - Open vraag

.... Spinne
.... Lehrer
.... Schaf
.... Schlaugen
die
das
die (meervoud)
der

Slide 18 - Sleepvraag

.... Katze

Slide 19 - Open vraag

... Kater
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

Freundin
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag


... Restaurant
A
der
B
die
C
das
D
die - meervoud

Slide 22 - Quizvraag

der
der
das
das
die
der
die
das

Slide 23 - Sleepvraag

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

... September
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

... Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

... Dienstag
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 29 - Sleepvraag

Voor welke woorden komt het lidwoord 'die'?

Slide 30 - Open vraag

Welke woorden krijgen het lidwoord 'der'

Slide 31 - Open vraag

Welke Duitse (bepaalde) lidwoorden ken je?

Slide 32 - Open vraag

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quizvraag

der, die oder das?

Tier
A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quizvraag

der, die oder das?

Stier
A
der
B
die
C
das

Slide 35 - Quizvraag

der, die oder das?

Theater
A
der
B
die
C
das

Slide 36 - Quizvraag

der, die oder das?

Brille
A
der
B
die
C
das

Slide 37 - Quizvraag

der, die oder das?

Banane
A
der
B
die
C
das

Slide 38 - Quizvraag