Examentraining 2 schrijven

ZRGVEPL419AK
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Tekstslide

2 opdrachten

-Advertentie, memo

-Informatief artikel

-Informele brief/e-mail

- Zakelijke brief/e-mail

-Verslag

-Betoog 

-Beschouwing 




Slide 2 - Tekstslide

Beoordeling van het examen schrijven
  • Is de tekst leesbaar en adequaat? Minimum aantal woorden?
  • Inhoud
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid

Slide 3 - Tekstslide

Beoordeling uitwerking opdracht





  • Als je alle 7 onderdelen op niveau uitwerkt, scoor je een 6,0 als cijfer.
  • Je mag maar op 1 onderdeel een onvoldoende scoren.

Het onderdeel is onvoldoende uitgewerkt
Het onderdeel is precies op niveau uitgewerkt
Het onderdeel is boven niveau uitgewerkt

Slide 4 - Tekstslide

Inhoud
Je brief moet aan de volgende inhoudelijke eisen voldoen

80% van de gevraagde inhoud moet erin staan

Slide 5 - Tekstslide

Samenhang
  1. De tekst is verdeeld in een inleiding, middenstuk en slot.
  2. De tekst is logisch te volgen (niet van de hak op de tak).
  3. Het verband tussen de verschillende zinnen en alinea's is duidelijk door:
  • Passende voegwoorden (omdat, hoewel, toch, maar, ...)
  • Correcte verwijswoorden (Het meisje met wie... / Zij, haar, dat)

Slide 6 - Tekstslide

Goed voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik ook goed met mensen van alle leeftijden om kan gaan en graag dieren en mensen help. Ook spreek ik goed Nederlands en Engels. Verder vind ik het altijd leuk om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."


"Zoals ik al eerder benoemde, is dit project voor mij weggelegd."

Slide 7 - Tekstslide

Verbeter het foute verwijswoord:

"Naar aanleiding van een artikel wat ik heb gelezen."

Slide 8 - Open vraag

Verbeter het foute verwijswoord:

"Ik verwacht een gezellig team die veel dieren hebben geholpen."

Slide 9 - Open vraag

Verbeter het foute verwijswoord:

"...vrijwilligerswerk in een land wat verder weg is."

Slide 10 - Open vraag

Afstemming op doel
Je kunt in je tekst verschillende doelen combineren, zoals informeren, overtuigen en activeren:

  • Het doel van een sollicitatiebrief is de lezer overtuigen dat jij een geschikte kandidaat bent.
  • Je informeert de lezer over jouw achtergrond en keuze voor dat project.
  • Jouw doel is om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek of in ieder geval om een reactie te ontvangen op jouw brief. 

Slide 11 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op doel
  • "… maar ik kreeg gelijk een fijn gevoel bij uw organisatie in Suriname."
  • "Dit geeft mij een extra boost om jullie een handje te willen helpen."
  • "Ik hou ontzettend van dieren en ik ga liefdevol met ze om."
  • "…omdat ik me voor de volle 110% inzet."

Slide 12 - Tekstslide

Afstemming op publiek
Je kunt schrijven voor een bekend en algemeen publiek.
Je past consequent (in)formeel taalgebruik toe dat past binnen de situatie

  • Spreek consequent aan met 'u' en 'uw'
  • Begin brieven met 'Geachte heer / mevrouw,'

Slide 13 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op publiek

"Ik hoop dat u enthousiast bent geworden en dat ik ben wat u zoekt. 
Ik kijk uit naar uw reactie."

Slide 14 - Tekstslide

Woordgebruik en woordenschat
  • Je gebruikt woorden in de goede betekenis
  • Je gebruikt de juiste lidwoorden (de / het) bij woorden
  • Je gebruikt de goede voorzetsels in je zinnen
  • Je wisselt af in je woordkeuze

Tips:
  • Gebruik alleen woorden waar je de betekenis van kent!
  • Maak gebruik van de woorden die in de examenopdracht staan.

Slide 15 - Tekstslide

Welk woord klopt hier niet?

"Ik wil graag solliciteren voor een stageplek
bij het project dierenbescherming."

Slide 16 - Open vraag

Welk woord klopt hier niet?

"Ik denk dat ik goed tussen jullie bedrijf pas."

Slide 17 - Open vraag

Welk woord klopt hier niet?

"Nu ben ik heel erg geïnteresseerd naar een stageplek."

Slide 18 - Open vraag

Spelling
  1. Let op het gebruik van hoofdletters aan het begin van een zin, bij namen, bij plaatsen en talen. 

  2. In het Nederlands schrijf je samenstellingen aan elkaar.

  3. Controleer in je tekst alle werkwoorden die eindigen op een 't' of een 'd':
    Vervang deze werkwoorden eventueel door 'smurfen' of 'lopen', zodat je goed kunt horen op welke letter het werkwoord moet eindigen.

Slide 19 - Tekstslide

Interpunctie
  1. Controleer of je zinnen met een punt, vraagteken of uitroepteken eindigen.

  2. Vermijd schuine strepen. Gebruik liever 'en' of 'of':
    "Elk dier is anders en heeft weer andere hulp/ aandacht nodig".





Slide 20 - Tekstslide

Grammatica
  1. Lees je zinnen goed na en probeer te 'horen' of de zin klopt.
    Als je het idee hebt dat het raar klinkt, moet je de zin misschien anders formuleren.

  2. Iedere zin bevat minimaal één werkwoord: de persoonsvorm:
    ***Bijgevoegd ook mijn CV.   >>> dit is geen complete zin.

  3. Een zin eindigt waar je een pauze hoort als je de zin zou oplezen.






Slide 21 - Tekstslide

Leesbaarheid
  • Je tekst is verdeeld in alinea's en je gebruikt op de goede plaatsen witregels tussen de alinea's
  • Als je een artikel of betoog schrijft, staat daar een titel boven.
  • Als je een zakelijke brief schrijft, dan zorg je dat je de briefconventies allemaal correct toepast!





Slide 22 - Tekstslide

Wat zijn de conventies van een zakelijke brief?
Een zakelijke brief heeft een vaste indeling. De afspraken over hoe zo'n brief is ingedeeld noem je briefconventies. In de inleiding leg je in één zin of een korte alinea uit waarom je de brief schrijft. Het middenstuk bestaat uit twee of drie alinea's waarin je het verzoek, de klacht of de mededeling verder uitwerkt.

Slide 23 - Tekstslide

Conventies zakelijke brief
  1.  Afzender
  2. Datering
  3. Adressering
  4. Betreft
  5. Aanhef
  6. Briefinhoud:minimaal 3 alinea's
  7. Ondertekening
  8. Bijlage(n)

Slide 24 - Tekstslide

Een verslag
  • Titel / inleiding / kern / slot
  • informeren
  • logische/chronologische volgorde
  • interessant of leuk om te lezen (niet alle feiten hoeven erin te staan)
  • Geef antwoord op de 5W+H vragen

Slide 25 - Tekstslide

Betoog
Tekstdoel:    overtuigen van de lezer

Inhoud:          mening/ standpunt van de schrijver
                          en argumenten

Kenmerk:      subjectief
  • duidelijke mening van de schrijver

                         

Slide 26 - Tekstslide

Beschouwing
Tekstdoel:   lezer aan het denken zetten / eigen mening  laten                              vormen  (opiniëren)

Inhoud:        feiten en verschillende meningen                                
                        meerdere gezichtspunten/ voor- en nadelen 

Kenmerk:  neutraal (geen duidelijke mening van de schrijver)

Slide 27 - Tekstslide

Uiteenzetting
Tekstdoel de lezer informeren/ iets leren

Inhoud:       feiten /  informatie
                       (Hoe zit iets in elkaar? Hoe is iets precies gebeurd?)

Kenmerk:    objectief 
                        (vooral feiten)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide