Adverbs of Frequency

Thursday 29th February 
Goodday T3
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thursday 29th February 
Goodday T3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Today
  • Intro-homework-planning
  • Recap Adverbs/adjectives
  • Adverbs of Frequency

You can use adverbs and adjectives correctly in sentences 
You can identify adverbs of frequency and can place them in sentences 

Slide 3 - Tekstslide

ADVERBS & ADJECTIVES

Slide 4 - Tekstslide

Adverbs and adjectives (grammar 9A)

Slide 5 - Tekstslide

Adjectives and adverbs
Adjectives = Bijvoeglijke naamwoorden
  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding)
    She is beautiful, what a beautiful horse, a beautiful day
Adverbs = Bijwoorden
  • Zegt iets over een werkwoord (hoe iets gebeurt), of een bijvoeglijk naamwoord, of een ander bijwoord. Het gaat dan om 'hoe'.
    She danced beautifully (ww) . She danced extremely beautifully (ander bijwoord). An extremely beautiful day. (bijv. naamwoord) 

Slide 6 - Tekstslide

Adjective = bijvoeglijk nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord:

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 7 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft:  
1. een werkwoord
2. een ander bijwoord
3. een bijvoeglijk naamwoord of de 
4. een hele zin          



Slide 8 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
.           
1.  Mary sings beautifully.                                          (werkwoord
 2. Mary  sings  incredibly beautifully.               (ander bijwoord
 3. I ate an amazingly delicious steak yesterday.           (bijv. nw
 4. Hopefully, she will call me back later.                        (hele zin


Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
(funny - funnily)
LE-LY
(terrible-
terribly)

Slide 10 - Tekstslide

Uitzonderingen


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 11 - Tekstslide

Adverbs ending in -Y
For adjectives that end in -y, we remove the -y and add -ily:
crazy  -  crazily 
happy  -  happily


Adverbs ending in -LE
For adjectives that end in a consonant + le we remove the -e and add -y:

terrible  -  terribly 
horrible  -  horribly
noble  -  nobly
idle -  idly

Adverbs ending in -IC
If the adjective ends in -ic, we add -ally:

ironic  -  ironically
enthusiastic  -  enthusiastically
realistic  -  realistically
Except: public  -  publicly

Irregular Adverbs
Some adverbs are irregular:
 

fast - fast     The man drives very fast (quickly).
good - well   You speak English very well.
Long-long not longly
Low-low


Slide 12 - Tekstslide

Let op! 
1. My teachers are nice.
2. That car looks beautiful.
3. Haggis smells awful.

Na koppelwerkwoorden zoals: to be (zijn), to seem (lijken), to feel (zich voelen) + to look (eruitzien), to smell (ruiken), to sound (klinken), to taste (smaken) gebruik je geen bijwoord, maar een bijvoegelijk naamwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Abverbs of Frequency (grammar 9B)
Tell you how often/regularly something happens

soms, altijd, nooit, af en toe, regelmatig, zelden, gewoonlijk, vaak, nauwelijks, ..

In het Engels staan die op een specifieke plek in de zin !(belangrijk voor de woordvolgorde) 

Slide 14 - Tekstslide

Adverbs of frequency
Adverbs of frequency

Slide 15 - Tekstslide

Waar staan adverbs of frequency?
You always walk to school             -> vóór het werkwoord


I am sometimes late for school  ->  na het werkwoord to be

I have never walked to school    -> na het eerste w.w.

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn adverbs of frequency?
A
am / is / are / was / were
B
always / never / often
C
work / play / eat
D
to be / was were / been

Slide 17 - Quizvraag

Wat geeft een adverb of frequency aan?
A
Wanneer iets gebeurt
B
Waar iets gebeurt
C
Hoe vaak iets gebeurt
D
Waarom iets gebeurt

Slide 18 - Quizvraag

Adverbs of frequency rule:
A
Voor hoofdww maar achter "to be"
B
altijd achter het werkwoord
C
Achter het hoofdww. , voor "to be"
D
altijd voor het werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Which word is NOT an adverb of frequency ?
A
always
B
rarely
C
never
D
Yesterday

Slide 20 - Quizvraag

adverb of frequency
I _____ remember to do my homework.
A
yesterday
B
usually
C
once
D
loudly

Slide 21 - Quizvraag

Choose where the adverb of frequency is placed.

My sister reads crime novels

(Often)
A
My sister reads crime novels often.
B
My sister often reads crime novels.
C
Often my sister reads crime novels.
D
My sister reads often crime novels.

Slide 22 - Quizvraag

Position of frequency adverbs

Which sentence is incorrect?
A
Klara always tells extremely funny stories.
B
Klara is always making funny jokes.
C
Klara is making always the best jokes.
D
Klara is always the funniest person in the group.

Slide 23 - Quizvraag

Adverbs of frequency come ...... a form of 'to be'.
I am never late at school.
A
after
B
before

Slide 24 - Quizvraag

Where do you place the adverb?
A
She is talking always.
B
She always is talking.
C
She is always talking.
D
Always she is talking.

Slide 25 - Quizvraag

Goals achieved?
I can use adjectives and adverbs correctly in sentences?
A
Yes
B
No
C
Not sure
D
Help me pleeeeeaaasse

Slide 26 - Quizvraag

Today

Get to work: study theme 3
* vocab 
* stones
* grammar 
Online book: slim stampen!

You can use adverbs and adjectives correctly in sentences 
You can identify adverbs of frequency and can place them in sentences 

Slide 27 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 30 - Quizvraag

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 31 - Quizvraag

___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully

Slide 32 - Quizvraag

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 33 - Quizvraag

Beyoncé looks ___ fabulous, doesn't she?
A
incredible
B
incredibly

Slide 34 - Quizvraag

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 35 - Quizvraag

Hermione ___ answered the question.
A
happy
B
happily

Slide 36 - Quizvraag

What's next?
* Oefenen met gram. 9 
(werkblad en werkboek) 
                Finished?! 
* Nakijken opdr. 44-46
* Read Theory 
* Herhalen vocab en stone 5/6

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide