word order


WORDORDER
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


WORDORDER

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Goal (= lesdoel)
Ik ken de woordvolgorde van een gewone Engelse zin. 
Ik weet hoe ik de regels daarvoor  moet gebruiken!

Slide 3 - Tekstslide

What do you remember...

Slide 4 - Tekstslide

about the word order of an English sentence?

Slide 5 - Tekstslide

wie
wanneer
waar
wat
doet

Slide 6 - Sleepvraag

Word order (woordvolgorde) 
  • wie                                    onderwerp (persoon, dier, ding)
  • doet                                  persoonsvorm (werkwoord)
  • wat                                    lijdend voorwerp
  • waar                                 plaatsbepaling
  • wanneer                         tijdsbepaling

Slide 7 - Tekstslide

Welke zin is correct?
A
Peter bought a new phone at the shop yesterday.
B
Peter bought a new phone yesterday at the shop.
C
A new phone is what Peter bought yesterday at the shop.
D
At the shop yesterday a new phone bought Peter.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Last week I saw Mary at a party.
B
At a party I saw Mary last week.
C
I saw Mary at a party last week.
D
I saw Mary last week at a party.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Jenny works on Saturdays at AH.
B
On Saturdays Jenny works at AH.
C
Jenny works at AH on Saturdays.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Wat is de woordvolgorde in een Engelse standaardzin?

Slide 12 - Open vraag

They never walk to school.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

I was never late in class.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

We eat never fish at home on Fridays.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
She never eats chocolate.
B
She eats never chocolate.

Slide 16 - Quizvraag

Jacky and I always leave home on time.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
They are rarely late at school.
B
They rarely are late at school.

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
He always sleeps in class.
B
He sleeps always in class.

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
I am sometimes late in class.
B
I sometimes am late in class.

Slide 20 - Quizvraag

I
meat
rarely
eat

Slide 21 - Sleepvraag

sometimes
on Tuesdays
Jessie
at the supermarket
works

Slide 22 - Sleepvraag

are
on Mondays
Merel and Kim
at the fitness club
often

Slide 23 - Sleepvraag

Blz. 145 opdracht 31
We doen dit eerst samen en daarna doe je het nog een keer zelf.

Slide 24 - Tekstslide