word order


WORDORDER
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


WORDORDER

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Goal (= lesdoel)
Ik ken de woordvolgorde van een gewone Engelse zin. 
Ik weet hoe ik de regels daarvoor  moet gebruiken!

Slide 3 - Tekstslide

What do you remember...

Slide 4 - Tekstslide

..... about the word order of an English sentence?

Slide 5 - Tekstslide

wie
wanneer
waar
wat
doet

Slide 6 - Sleepvraag

Word order (woordvolgorde) 
  • wie                                    onderwerp (persoon, dier, ding)
  • doet                                  persoonsvorm (werkwoord)
  • wat                                    lijdend voorwerp
  • waar                                 plaatsbepaling
  • wanneer                         tijdsbepaling

Slide 7 - Tekstslide

Welke zin is correct?
A
Peter bought a new phone at the shop yesterday.
B
Peter bought a new phone yesterday at the shop.
C
A new phone is what Peter bought yesterday at the shop.
D
At the shop yesterday a new phone bought Peter.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Last week I saw Mary at a party.
B
At a party I saw Mary last week.
C
I saw Mary at a party last week.
D
I saw Mary last week at a party.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Jenny works on Saturdays at AH.
B
On Saturdays Jenny works at AH.
C
Jenny works at AH on Saturdays.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Wat is de woordvolgorde in een Engelse standaardzin?

Slide 12 - Open vraag

wie - doet - wat - waar - wanneer
Je zag in het filmpje dat de tijdsbepaling ('wanneer') ook vooraan in de zin kan staan.
Ook werd verteld dat het bijwoord van frequentie (= een woord dat aangeeft hoe vaak iets gebeurt) vóór het hoofdwerkwoord in de zin staat.

Voorbeeld: Peter always eats a hamburger at lunch time.
                        We never go to school without our books.
                        Sheila seldom loses her temper.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Bijwoorden van frequentie
In het filmpje werden een aantal bijwoorden van frequentie genoemd.  In de volgende opdracht moet je de juiste Nederlandse betekenis naar het Engelse bijw. van frequentie slepen.

Slide 15 - Tekstslide

never
hardly ever
rarely
sometimes
often
usually
always
altijd
soms
zelden
nooit
vaak
gewoonlijk

Slide 16 - Sleepvraag

Bijwoorden van frequentie
- Deze woorden geven aan hoe vaak er iets gebeurt.
- Ze zeggen iets over het hoofdwerkwoord in de zin.
- Het bijwoord van frequentie staat vóór het hoofdwerkwoord.
- Maar het bijwoord staat achter het werkwoord wanneer het 
   werkwoord een vorm van 'zijn' (to be) is.  
   Dus, het staat dan achter am / is / are / was / were 

Slide 17 - Tekstslide

They always walk to school.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

I was never late in class.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

We eat sometimes fish at home on Fridays.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
She never eats chocolate.
B
She eats never chocolate.

Slide 21 - Quizvraag

Jacky and I always leave home on time.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
They are rarely late at school.
B
They rarely are late at school.

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
He always sleeps in class.
B
He sleeps always in class.

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
I am sometimes late in class.
B
I sometimes am late in class.

Slide 25 - Quizvraag

I
meat
rarely
eat

Slide 26 - Sleepvraag

sometimes
on Tuesdays
Jessie
at the supermarket
works

Slide 27 - Sleepvraag

are
on Mondays
Merel and Kim
at the fitness club
often

Slide 28 - Sleepvraag

Exit ticket 1:
* Ik ken de woordvolgorde van een gewone Engelse zin.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 29 - Quizvraag

Exit ticket 2:
*Ik weet wat een bijwoord van frequentie is.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 30 - Quizvraag

Exit ticket 3:
*Ik weet waar het bijwoord van frequentie in de zin staat.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Link

Slide 33 - Video

Slide 34 - Link

Nog een keer uitleg?
Kijk dan naar het volgende filmpje over de Engelse 
Word Order

Slide 35 - Tekstslide