Examen schrijven 3F

Examenteksten schrijven
Korte berichten
Zakelijke brieven
Artikelen
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Examenteksten schrijven
Korte berichten
Zakelijke brieven
Artikelen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
-planning maken
- uitleg
- opdracht 

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Duidelijkheid geven over het examen schrijven 

Slide 3 - Tekstslide

Examenduur: 60 minuten
Let op:
  • Zorg dat je alle opdrachten volledig maakt, minimaal 80%
  • Let op: spelling, zinsbouw en interpunctie
  • Samenhang, verbindingswoorden
  • Doel + afstemming op publiek
  • Woordgebruik
  • Leesbaarheid

Slide 4 - Tekstslide

Schrijven 3F - Beoordeling
-> Uitwerkingen
-> 80%-regel

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Beoordeling van het examen schrijven
  • Is de tekst leesbaar en adequaat? Minimum aantal woorden?
  • Inhoud
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid

Slide 9 - Tekstslide

Hoe? 
  1. Lees de opdracht goed door en voer de opdracht precies uit.
  2. Iedere zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  3. Spaties na de komma en na de punt.
  4. Een brief krijgt een aanhef, een artikel een titel. 
  5. Na een titel of deeltitels/tussenkopjes krijg je geen  punt.

Slide 10 - Tekstslide

Welke teksten kan je verwachten?

Slide 11 - Woordweb

Wat voor soort teksten? 
  • artikelen/verslag/samenvattingen
  • brief/mail 
  • formulieren/ aantekeningen

Slide 12 - Tekstslide

Artikel/verslag

Slide 13 - Tekstslide

Artikelen/verslag
  • Elk artikel/verslag bestaat uit: titel, inleiding, kern, slot.

  • Tijdens het schrijfexamen heb je geen toegang tot internet; informatie haal je uit: examenopdracht, bron of bedenk je zelf.
  • Bedenk een passende titel en tussenkopjes.
  • schrijf alles uit! geen afkortingen en geen opsommingen!!! 

Slide 14 - Tekstslide

Aanhef

Geachte heer, mevrouw,

Geachte mevrouw De Wit,

Geachte heer Van der Laan,

Titel

De beste snoeischaar

Mijn buitenlandstage

Het Zone college: de leukste school

Slide 15 - Tekstslide

Hoe ziet de opbouw van een verslag
eruit?

Slide 16 - Woordweb

Minimaal 3 alinea's!! 
  • inleiding 
  • kern 
  • slot... 
WITREGELSSSSS

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Brief/mail

Slide 19 - Tekstslide

Welke aanhef is juist?
A
Geachte heer, mevrouw,
B
Beste meneer Jansen,
C
Geachte mevrouw Patricia de Vries,
D
Geachte mevrouw De Vries,

Slide 20 - Quizvraag

Juiste adressering?
A
Veronica Peters Goudstraat 18 3512 PM Utrecht
B
Veronica Peters Goudstraat 18 3512PM Utrecht
C
Veronica Peters Goudstraat 18, 3512 PM Utrecht
D
Veronica Peters Goudstraat 18 3512 PM Utrecht

Slide 21 - Quizvraag

Juiste datering?
A
Apeldoorn, 20-01'19
B
Datum: 20 januari 2019
C
Apeldoorn, 20 januari 2019
D
Maandag, 20 januari 2019

Slide 22 - Quizvraag

Zakelijke brieven of e-mail
Bereid eerst de inhoud voor met behulp van vragen (wie, wat welke informatie):
  1. eerste alinea: aanleiding, reden of situatie beschrijven
  2. volgende alinea's: situatie toelichten, sluit af met wat je van de ontvanger wilt.
  3. laatste alinea: twee passende slotzinnen
Denk ook aan de vaste onderdelen van een brief/e-mail.

Slide 23 - Tekstslide

Je kunt brieven en e-mails schrijven (correspondentie).
Brieven: 

Brieven hebben een vast format. Je moet alinea's en witregels gebruiken! 
Denk aan het poppetje 


haar: titel
hoofd: inleiding
lichaam: kern met alinea's en tussenkopjes
benen/voeten: slot 

Slide 24 - Tekstslide

Brieven
Vast format
denk aan de enters: niet: 

Beste buurtbewoners,
Mijn naam is Lisa de Vries.

maar: 
Beste buurtbewoners, 

Mijn naam is Lisa de Vries.

Begin altijd je tekst met een titel of met Beste meneer/mevrouw of naar wie de brief moet.. 
Als je bent begonnen daarmee, dan doe je daarna een enter/witregel Dus niet aan de tekst vast! 



Slide 25 - Tekstslide

Persoonlijke brief

- je schrijft naar een bekende

- datering

- elke aanhef is goed

- brief kan een doel hebben, maar hoeft niet

- indelen in alinea's

- naam eronder

Zakelijke brief

- vaste indeling

- niet met ik beginnen

- Geachte heer, mevrouw,

- inleiding, midden, slot

- afsluiting

- handtekening en naam

Slide 26 - Tekstslide

Mail
- goed beginnen en goed afsluiten! 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Wat mag absoluut niet in een examentekst?
A
witregels
B
tussenkopjes
C
opsommingen puntsgewijs

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een goede titel?
A
Slangen als huisdier.
B
Slangen als huisdier
C
Titel: Slangen als huisdier
D
Zijn slangen goede huisdieren?

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de enige goede aanhef?
A
Geachte gemeente,
B
Geachte mevrouw t. Witsma,
C
Geachte heer Witsma,
D
Geachte mensen van de helpdesk,

Slide 31 - Quizvraag

Welke aanhef is juist?
A
Geachte heer, mevrouw,
B
Geachte Piet,
C
Geachte mevrouw Patricia de Vries,
D
Geachte mevrouw De Vries,

Slide 32 - Quizvraag

Conventies zakelijke brief
  1.  Afzender
  2. Datering
  3. Adressering
  4. Betreft
  5. Aanhef
  6. Briefinhoud
  7. Ondertekening
  8. Bijlage (n)

Slide 33 - Tekstslide


Voorbereiding examen schrijven 3F


Drie opdrachten:

- Wervende tekst (marketing)

- Intern advies

- Zakelijke brief


Slide 34 - Tekstslide

Wat zijn de 5W+H-vragen?
A
wanneer, waarheen, waartoe, welke, waarom en hoezo
B
wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe
C
want, wat, wie, waarom, welke en hoe laat
D
voor wie, met wie, wanneer, waar naartoe, met wat, hoe

Slide 35 - Quizvraag

Bij het beoordelen van je examen wordt er eerst gekeken naar de 'precondities'.
Welk van onderstaande punten is géén preconditie?
A
Je opdrachten zijn Nederlands geschreven.
B
Je opdrachten zijn voldoende leesbaar.
C
Minimaal 60% van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.
D
Minimaal 80% van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.

Slide 36 - Quizvraag


Welke indeling gebruik je voor het schrijven van een e-mail?
A
Aanhef, inleiding, kern, slot en slotgroet
B
Titel, inleiding, kern en slot
C
Adresseringen, plaats en datum, onderwerp, aanhef, inleiding, kern, slot en slotgroet

Slide 37 - Quizvraag

Je hebt geen studiepunt gekregen voor het vak burgerschap.
Jij vindt dat je hier wel recht op hebt. Je stuurt je docent een e-mail.

Welke aanhef kies je bij het schrijven van deze zakelijke e-mail?
A
Hoi Kim,
B
Beste Kim,
C
Beste mevrouw Gomersbach,
D
Geachte mevrouw Gomersbach,

Slide 38 - Quizvraag

Les 2 ging over het schrijven van een verslag.

Welke indeling gebruik je voor het schrijven van een verslag?
A
Aanhef, inleiding, kern, slot en slotgroet
B
Titel, inleiding, kern en slot
C
Adresseringen, plaats en datum, onderwerp, aanhef, inleiding, kern, slot en slotgroet

Slide 39 - Quizvraag

Je hebt 10 weken stage gelopen in een restaurant. De stageperiode is nu weer ten einde. Voor school moet jij daarom een reflectieverslag schrijven over jouw afgelopen stageperiode.

Welke titel zou er boven jouw verslag komen?

A
Tien weken stage
B
Stageverslag Fort Resort Beemster
C
Hele leuke stage
D
Mijn stage van tien weken bij Fort Resort Beemster in de Zuidoostbeemster.

Slide 40 - Quizvraag


Wat komt er in iedere INLEIDING van een tekst?
(Dus in alle tekstsoorten).
A
Waarom schrijf je?
B
Wie ben je?
C
Alle details die je wilt bespreken.
D
Wat hoop of verwacht je?

Slide 41 - Quizvraag

Wat is een recensie?

A
Een betoog
B
Een aanbeveling
C
Een tekst waarin je alles mag zeggen
D
Een instructie

Slide 42 - Quizvraag

Oefening: korte tekst schrijven 
Vertel hoe je stage of vakantie was. 
- titel
- inleiding, kern, slot 
- in de kern: 1 positief iets, 1 minder leuk iets
- Slot, sluit goed af 

Ongeveer 500 woorden 

Slide 43 - Tekstslide

Stukje ww-spelling

Slide 44 - Tekstslide

Hij wordt door zijn compagnon slecht (behandelen).






Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen




27







Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer






Differentiëer





Extra oefening









Extra uitdaging









Instellingen









































Youtube

2:30












































Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen




27







Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer






Differentiëer





Extra oefening









Extra uitdaging









Instellingen









































Youtube

2:30





































Zijn compagnon heeft hem lelijk (behandelen).




A
behandelt
B
behandeld

Slide 45 - Quizvraag

Je (geloven) toch niet alle verhalen die dat meisje je (vertellen).
A
geloofd, verteld
B
geloofd, vertelt
C
gelooft, verteld
D
gelooft, vertelt

Slide 46 - Quizvraag

Het verliefde stelletje liep naar het (verlaten) strand.
A
verlate
B
verlaatte
C
verlaten
D
verlaatten

Slide 47 - Quizvraag

Rekening houden met lezers
Als je schrijft, moet je rekening houden met je lezers:
- Passende context
- Helder formuleren
- Geen overbodig moeilijke woorden gebruiken
- Maak de zin niet onnodig lang, bijvoorbeeld max. 1 komma

Slide 48 - Tekstslide

Andere regels

Slide 49 - Tekstslide

Modewoorden
Vaak gebruikte woorden zonder duidelijke, vaststaande of door iedereen gedeelde betekenis
--> Vaak maar een korte tijd populair
--> Vaak afkomstig uit de jeugdtaal, straattaal of popcultuur

''Hij is echt een baas.'' 
''Het feestje was episch.''

Slide 50 - Tekstslide

Goed voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik ook goed met mensen van alle leeftijden om kan gaan en graag dieren en mensen help. Ook spreek ik goed Nederlands en Engels. Verder vind ik het altijd leuk om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."


"Zoals ik al eerder benoemde, is dit project voor mij weggelegd."

Slide 51 - Tekstslide

Laatste check
  • inhoud (zit alles er in?)
  • opbouw inleiding, kern, slot en goede afsluiting
  • afstemming doel en doelgroep
  • woordgebruik en woordenschat
  • taalverzorging
  • leesbaarheid (gebruik kopjes)

Slide 52 - Tekstslide