7.2 Voedselproductie

7.2 Voedselproductie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

7.2 Voedselproductie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
7.2.1 Je kunt manieren noemen om een grotere productie van voedsel te verkrijgen.
7.2.2 Je kunt beschrijven hoe veredeling en DNA-technieken worden gebruikt om de voedselproductie te vergroten.

Voedsel koop je op de markt of in de winkel. Van veel producten zijn er een heleboel soorten en merken. Er is veel keuze in wat je kunt eten.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Monocultuur
Monocultuur is een grote akker met één soort gewas. 
Voordelen: Snel en makkelijk de bodem bewerken en oogsten. Hierdoor een  hoge voedselopbrengst en lage prijzen.

Slide 4 - Tekstslide

Nadeel monocultuur
Een nadeel van monoculturen is dat er een grotere kans is op plagen
Ziekten die worden veroorzaakt door bacteriën, schimmels en insecten kunnen zich  sneller verspreiden.  
Er zijn daarom chemische en biologische bestrijdingsmiddelen om planten te beschermen.

Slide 5 - Tekstslide

Bemesting
* Uitputting van de grond door monocultuur. De stoffen, zoals nitraat en  
   fosfaat die de plant nodig heeft verdwijnen uit de bodem.
* Door bemesting worden mineralen aangevuld. Stalmest bestaat uit 
   uitwerpselen en urine van landbouwhuisdieren en bevat ammoniak. 
* Reducenten breken de mest af waardoor mineralen vrijkomen, zoals 
   stikstof. 

Slide 6 - Tekstslide

Nadelen bemesting
* Productie en transport  van kunstmest kosten veel energie 
* Er treedt verzuring en vermesting op doordat niet alle 
   mineralen worden opgenomen. 
* Door verzuring worden bomen, planten en waterdieren 
   vatbaarder voor ziekten. 
   Bij vermesting komen er te veel mineralen in het oppervlaktewater
* Het biologisch evenwicht raakt verstoord.

Slide 7 - Tekstslide

Bodembewerking
Door ploegen en eggen komt er meer zuurstof in de bodem voor de reducenten
Ook kunnen planten dan water en mineralen beter opnemen en de plantenwortels kunnen beter in de bodem doordringen. 

Sommige akkerbouwers doen
dit niet om het bodemleven
niet te verstoren. Dat noem je
niet-kerende grondbewerking.

Slide 8 - Tekstslide

Verhogen voedselproductie
* De voedselproductie wordt hoger door gebruik te maken van       voedingsgewassen met gunstige erfelijke eigenschappen

* Het gewas kan die eigenschappen 
   krijgen door veredeling en 
   door genetische modificatie.

Slide 9 - Tekstslide

Veredeling

Veredeling begint met de selectie van planten met gunstige 
   eigenschappen. Dat noem je kunstmatige selectie, omdat de selectie  
   plaatsvindt door de mens.
 
* Een veredelaar kruist deze individuen tot er planten uitkomen met een 
   combinatie van gunstige eigenschappen

* Deze soort wordt dan in productie genomen.

Slide 10 - Tekstslide

Veredeling

Slide 11 - Tekstslide

Genetische modificatie
* Door genetische modificatie wordt een gen van de ene plant 
   dan toegevoegd aan de erfelijke informatie van de andere plant. 
   Bv. aardappels kweken die resistent zijn tegen ziekten. 
* Een genetisch gemodificeerd organisme noemen we een transgeen
* Sommige mensen zijn bang dat dit
   gevaarlijk is. 
* Er is in NL een vergunning voor
    nodig en staat op het etiket. 


Slide 12 - Tekstslide

Veeteelt
* Intensieve veehouderij: weinig ruimte en veel dieren. 
* Krachtvoer bevat veel energierijke stoffen en de juiste 
   mineralen voor zo veel mogelijk groei/opbrengst
* Veredeling bijvoorbeeld om meer melkproductie te krijgen bij 
   koeien. Dat gebeurt door dieren met een goede opbrengst 
   met elkaar te kruisen.

Slide 13 - Tekstslide

Kunstmatige inseminatie (ki)
Bij Kunstmatige inseminatie wordt sperma van een stier met gunstige eigenschappen opgevangen en in de baarmoeder van een koe ingebracht. 

Slide 14 - Tekstslide

In-vitrofertilisatie (ivf)
Buiten de baarmoeder zaadcellen die de eicellen bevruchten, waarna het klompje cellen in de baarmoeder van draagkoeien wordt ingebracht. 

Slide 15 - Tekstslide

Lezen en Maken
Maak online de opdrachten: 1, 2, 6, 7 en 8

Slide 16 - Tekstslide

In afbeelding 2 zijn de voedselrelaties tussen een aantal organismen in een sloot weergegeven. Door de landbouw in het gebied heeft er vermesting van de sloot plaatsgevonden en zijn er chemische bestrijdingsmiddelen in het water terechtgekomen.
1p a Welke capaciteit verdwijnt er in de sloot door vermesting?
A bio-accumulatie
B broeikaseffect
C recycling
D zelfreinigend vermogen
2p b In welke van de in afbeelding 2 genoemde dieren zal per gram lichaamsgewicht de grootste hoeveelheid bestrijdingsmiddel worden aangetroffen? Leg je antwoord uit.
1p c Petra wil onderzoeken wat het effect van vermesting is op het waterleven in een sloot.
→ Waarom is deze sloot niet geschikt om dit onderzoek uit te voeren?
2p d Bedenk twee aanpassingen voor de manier van landbouwen in het gebied zodat de waterkwaliteit van de sloot verbetert.


Slide 17 - Tekstslide

De snelgroeizalm wordt in speciale viskwekerijen gekweekt. Dit gebeurt vaak in grote baden of tanks. Snelgroeizalmen kunnen ook worden gekweekt in delen van de zee. Een net zorgt ervoor dat de zalmen niet weg kunnen.
Zalmen gekweekt in baden en tanks zijn vaak gezonder dan gekweekte zalmen in de zee.
→ Leg uit hoe dit komt.

Niet alleen bij dieren kunnen erfelijke eigenschappen worden aangepast. Ook bij planten gebeurt dit op grote schaal. Zo waren komkommers vroeger zo krom als een banaan. Door jarenlang alleen de minst kromme komkommers met elkaar te kruisen is de rechte komkommer die we nu kennen ontstaan.
→ Hoe heet deze manier van kunstmatige selectie?
A in-vitrofertilisatie
B kunstmatige inseminatie
C mutatie
D veredeling


Slide 18 - Tekstslide