We respecteren elkaar: jij bent stil als ik praat, wij zijn stil als jij praat.
vinger opsteken!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Voordat we beginnen
Goedemiddag!
Check even:
jas aan je stoel of aan de kapstok?
Talent Boek en pen op tafel
We respecteren elkaar: jij bent stil als ik praat, wij zijn stil als jij praat.
vinger opsteken!
Slide 1 - Tekstslide
1.7 Grammatica
1.3 Lezen
1.5 Woorden- voorvoegsels
1.7 Grammatica
1.8 Spelling
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Wat weet je nog van grammatica?
Instructie / herhalen grammatica
Aan de slag met nieuwe opdrachten wederkerend werkw
Slide 3 - Tekstslide
1.5 Woorden - nakijken en bespreken
- Vragen over de opgaven van de paragraaf Woorden?
Slide 4 - Tekstslide
1.7 Grammatica
Leerdoelen
In deze paragraaf herhaal je:
de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
In deze paragraaf leer je:
het werkwoordelijk gezegde met een wederkerend werkwoord benoemen.
Slide 5 - Tekstslide
1.7 Grammatica
Leerdoelen Vandaag:
de nieuwe woorden voor de toets noteren
ww tegenwoordige tijd
directe reden
schrijfwijze dicteewoorden
Slide 6 - Tekstslide
1.7 Grammatica - herhalen
Hoe vind je ook al weer:
De persoonsvorm(pv)
Is altijd een werkwoord, je gebruikt de vraagproef of tijdproef
Het onderwerp (ond)
Stel de wie of wat vraag + de pv
Het werkwoordelijk gezegde (wg)
De pv + alle andere werkwoorden in de zin
Slide 7 - Tekstslide
1.7 Grammatica - herhalen
Hoe vind je ook al weer:
Het lijdend voorwerp (lv)
Je stelt de vraag: Wat + ond + wg?
De zinsdelen
De pv, het ond, het wg en het lv zijn zinsdelen
De zinsdelen zet je tussen zinsdeelstrepen |
De overige zinsdelen gaan over plaats, tijd, hoe
Slide 8 - Tekstslide
1.7 Grammatica
Maak nu eerst opgave 1 op blz. 65
Slide 9 - Tekstslide
1.7 Grammatica
Leertekst Werkwoordelijk gezegde
In leerjaar 1 heb je het werkwoordelijk gezegde (wg) geleerd.
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm (pv) en alle andere werkwoorden in de zin.
Martin heeft een broodje kaas gekocht.
wg = heeft gekocht
Slide 10 - Tekstslide
1.7 Grammatica
Leertekst Werkwoordelijk gezegde
Het woordje te kan bij het werkwoordelijk gezegde horen.
Isa zit in haar stoel te slapen. wg = zit te slapen
De woorden aan het kunnen bij het werkwoordelijk gezegde horen. Martin isaan het gamen. wg = is aan het gamen
Slide 11 - Tekstslide
1.7 Grammatica
Leertekst Werkwoordelijk gezegde
Soms horen er zinsdelen bij het werkwoordelijk gezegde, die geen werkwoord zijn.
Een voorzetsel bij een splitsbaar werkwoord (opeten, inleveren, uitslapen) hoort bij het werkwoordelijk gezegde. Splitsbare werkwoorden zijn bijvoorbeeld opeten, inleveren, uitslapen. Varun eet zijn broodje op. wg = eet op
Slide 12 - Tekstslide
1.7 oefenen grammatica
- Zelfstandig maken opgave 4, 5, 6, 7 en 8 op blz. 67-69
Klaar?
- Oefen je woorden met Talent Max als huiswerk
en -Oefen je grammatica met 'Test jezelf' op Talent Max online
zie Magister voor de klassencode:
timer
15:00
Slide 13 - Tekstslide
1.7 Grammatica
Leerdoelen Vandaag herhaald
de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe vind ik het lijdend voorwerp in een zin?
A
Wie/wat + gezegde + persoonsvorm
B
wie/wat + onderwerp + gezegde
C
Onderwerp + gezegde
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
B
De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
D
Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm
Slide 16 - Quizvraag
Hij kon zich gedragen. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Hij kon
B
zich gedragen
C
kon zich gedragen
D
kon
Slide 17 - Quizvraag
Splitsbaar werkwoord?
A
overwinteren
B
opbellen
C
weerstaan
D
herkansen
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn splitsbare werkwoorden?
A
Werkwoorden die twee betekenissen hebben.
B
Werkwoorden die je in tweeën kunt delen
C
Woorden die twee keer opgeschreven worden.
D
Werkwoorden die niet goed opgeschreven zijn.
Slide 19 - Quizvraag
Welke zinnetjes hebben een wederkerend werkwoord en voornaamwoord?
A
Ik douche me vanavond.
B
Hij heeft haar geslagen.
C
Ik herinner me niets van die avond.
D
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp? "Hij maakt zijn huiswerk."