In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
les 2 zones van communiceren
intieme, persoonlijke, sociale en publieke zone
Slide 1 - Tekstslide
terugblik vorige week
Wat hebben we besproken?
14.3 + 14.3.1 + 14.3.2 uit het basisboek
gekeken naar algemeen voorkomen (gedrag en uitstraling)
verbale en non-verbale communicatie
gebaren (ondersteunend, representatief en expressief)
opdracht: bijhouden van een begrippenlijst, eindtoets week 8
Slide 2 - Tekstslide
Verbale en non-verbale communicatie
Communicatie door middel van gesproken of geschreven taal heet verbale communicatie.
Communicatie via lichaamstaal is non-verbale communicatie (zonder woorden).
Slide 3 - Tekstslide
gezichtsuitdrukkingen
Uitdrukkingen van emoties (vaak onbewust) en gelaatsuitdrukkingen zijn specifiek voor bepaalde culturen en worden overal herkend.
Er zijn 7 universele emoties die overal ter wereld op dezelfde manier worden uitgedrukt: woede, vreugde, walging, verdriet, angst, verbazing en minachting.
Slide 4 - Tekstslide
gebaren
Ondersteunende gebaren: onbewust om iets te accentueren en je gedachten te verwoorden. (handen zwaaien/ bewegen)
Representatieve gebaren: Gebaren die een vaste betekenis hebben, die je bewust maakt om je communicatie te bekrachtigen. (duim opsteken/ wenken)
Expressieve gebaren: gebaren om je uit te drukken, gebruik je ook wanneer je alleen bent. (schouders ophalen)
Slide 5 - Tekstslide
uiterlijk en kleding
Kledingkeuze is een wijze van communiceren (met name in westerse cultuur).
- kleden naar soort omgeving (avondje uit, sollicitatiegesprek)
- erbij willen horen, dus kleding aanpassen aan de normen van de groep waar ze zich aan conformeren (punkers, skaters, alto)
Slide 6 - Tekstslide
intonatie
De hoogte van de stem geeft aan hoe mensen bepaalde woorden interpreteren.
De intonatie van de stem geeft aan hoe je iets bedoelt.
Slide 7 - Tekstslide
lichaamshouding
Je lichaamshouding zegt iets over jou. Rechtop staan, rechte schouders en kin omhoog, komt sterker en positiever over dan wanneer je in elkaar gezakt erbij staat.
Frunniken aan handen of kleding zorgt dat je onzeker overkomt.
Slide 8 - Tekstslide
verbale communcatie
Mondeling (communicatie waarbij je woorden spreekt) en schriftelijk (communicatie waarbij je schrijft, typt, print).
De keuze die je maakt, hangt af van de soort boodschap die je wilt overbrengen.
Het voordeel van schriftelijk communicatie is dat je het kunt nalezen. Nadeel is dat het onpersoonlijk kan overkomen. Mondelinge communicatie is persoonlijker, maar heeft minder bewijskracht.
Slide 9 - Tekstslide
opdracht
maken opdracht 14.02 blz. 270
timer
5:00
Slide 10 - Tekstslide
antwoorden 14.02
a. schriftelijke communicatie
b. mondelinge communicatie
c. mondelinge communicatie
d. mondelinge communicatie
e. mondelinge communicatie
f. schriftelijke communicatie
g. mondelinge communicatie
h. mondelinge communicatie
Slide 11 - Tekstslide
groepsopdracht
Werkvorm non-verbale communicatie
In het ene rad worden gevoelsuitingen beschreven, in het andere rad staan beschrijvingen hoe de gevoelsuitingen moeten worden uitgebeeld.
Steeds komt een student aan het rad draaien (digibord staat uit) en beeldt het uit. De rest van de groep raadt het gevoel.
Iedereen komt aan bod! Tussendoor bespreken we .
Slide 12 - Tekstslide
groepsopdracht
Slide 13 - Tekstslide
Eenzijdige, tweezijdige en meerzijdige communicatie
Eenzijdige communicatie is communicatie die maar één richting uit gaat. Je kunt als ontvanger geen boodschap terugzenden. Bijvoorbeeld informatie die je via de radio en tv binnenkrijgt, maar ook posters of een boek (geschreven en gesproken communicatie!)
Slide 14 - Tekstslide
Eenzijdige, tweezijdige en meerzijdige communicatie
Bij tweezijdige communicatie worden er boodschappen uitgewisseld tussen 2 of meer personen, waarbij de zender en de ontvanger afwisselend zender en ontvanger zijn.
Bijvoorbeeld briefwisseling of berichtjes sturen of een gesprek.
Slide 15 - Tekstslide
Eenzijdige, tweezijdige en meerzijdige communicatie
Bij meerzijdige communicatie is er sprake van communicatie die meer dan twee richtingen uitgaat. Er is niet alleen communicatie tussen de zender en de ontvanger, maar ook tussen de personen onderling. Dit zie je bijvoorbeeld in een vergadering of tijdens de les.
Slide 16 - Tekstslide
Communicatie op inhouds- en betrekkingsniveau
Het inhoudsniveau geeft de letterlijke inhoud van de boodschap weer. De relatie die je hebt met de ander bepaalt mede hoe je communiceert.
De communicatie op betrekkingsniveau geeft aan hoe de boodschap wordt overgebracht (gecodeerd) en hoe de ontvanger de boodschap interpreteert (decodeert). Dit gebeurt vaak met non-verbale communicatie. Je kunt een boodschap met dezelfde inhoud dus op verschillende manieren overbrengen.
Slide 17 - Tekstslide
De 4 aspecten van een communicatieve boodschap
In de communicatieve boodschap zijn 4 aspecten te onderscheiden:
het zakelijke aspect: de feiten, de letterlijke inhoud van de boodschap (hoe zeg ik het begrijpelijk? Wat zeg ik precies?)
het expressieve aspect: informatie over de zender, zijn zelfpresentatie (wat laat ik van mezelf zien?)
het relationele aspect: informatie over hoe de zender aankijkt tegen de ontvanger van de boodschap (wat vind ik van de ontvanger?)
het appellerende aspect: informatie om invloed uit te oefenen op de ontvanger (wat wil ik van de ander?)
Slide 18 - Tekstslide
Casus:
Afgelopen week kwam er een ouder boos naar je toe met een vraag over haar kind. Je vindt het lastig daarmee om te gaan en besluit naar je leidinggevende te gaan. Je leidinggevende vraagt wat er precies is gebeurd. Je bent blij dat je je verhaal kwijt kan. Je leidinggevende stelt ook vragen, waardoor je de situatie vanuit een ander oogpunt kan bekijken. Het gesprek levert jou een positief gevoel op en als je weer met een boze ouder te maken krijgt, kun je dit meenemen.
Van welk soort communicatie is hier sprake?
Slide 19 - Tekstslide
Van welk soort communicatie is er sprake in de zojuist geschetste casus?
A
eenzijdige communicatie
B
non-verbale communicatie
C
tweezijdige communicatie
D
verbale communicatie
Slide 20 - Quizvraag
ervaringsopdracht
Maak een tweetal
Ga met de rug naar elkaar toe zitten
Ieder heeft een blanco blad voor zich
Student A vertelt wat hij/zij tekent (bijv. lijn van links naar rechts op 2/3 van het blad, niet praten in termen van objecten)
Student B tekent mee, maar mag geen vragen stellen
Wanneer de timer gaat, bespreek je de tekening.
Wissel (op de achterzijde van het blad)
Bespreek het samen, daarna klassikaal
timer
3:00
Slide 21 - Tekstslide
Bespreken opdracht
Hoe zagen de tekeningen er uit?
Hoe was het voor student B om niet te mogen communiceren?
Hoe waren de instructies die student A gaf?
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Huiswerkopdracht: communicatie op stage
Denk na over voorbeelden op stage waarbij je heel bewust gebruik hebt gemaakt van non-verbale communicatie in contact met kinderen, collega's of ouders. Schrijf een korte reflectie:
Om welke situatie gaat het?
Wie waren erbij betrokken?
Wat wilde jij aan de ander duidelijk maken?
Hoe heb je geprobeerd dat aan de ander duidelijk te maken?
Van welke non-verbale communicatiemogelijkheden heb je gebruik gemaakt?
Met welk effect?
Wat heb je hiervan geleerd of neem je mee naar de toekomst?