220215 Grammatica zinsdelen H4

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijke data:
dinsdag 22 februari:
Herkansing dramaverslag inleveren

Slide 2 - Tekstslide

Vorige lessen:
  • Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden.

  • Ik kan eenvoudige zinnen in zinsdelen verdelen. 

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Ontleed de volgende zin:
Benoem: pv, ow, wg


Ik heb een brief geschreven aan mijn penvriend in Amerika.


Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan het lijdend voorwerp in zinnen vinden. 

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp (lv) komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat 'overkomt' of 'ondergaat'. Het lijdend voorwerp is de persoon die iets 'overkomt' of het voorwerp dat iets 'ondergaat'. 

Voorbeeld: Jan | slaat | Henk | tegen zijn schouder.|
                         ow   pv/wg     lv

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. Zo vind je het lijdend voorwerp:
1. Zoek de persoonsvorm en deel de zin op in zinsdelen. 
2. Benoem het ow en wg. 
3. Stel de vraag: wie/wat + wg + ow?
4. Het antwoord is het lijdend voorwerp van de zin. 
5. Krijg je geen antwoord? Dan is er geen lijdend voorwerp. 

Slide 7 - Tekstslide

Wie/wat is het lijdend voorwerp:
Emmy is spaghetti aan het eten.
A
Emmy
B
is
C
spaghetti
D
aan het eten

Slide 8 - Quizvraag

Wie/wat is het lijdend voorwerp?
Wie at alle boterhammen op?
A
Wie
B
at
C
at op
D
alle boterhammen

Slide 9 - Quizvraag

Wie/wat is het lijdend voorwerp?
Uiteindelijk moest de generaal de aanval in de woestijn afbreken.
A
de generaal
B
de aanval in de woestijn
C
uiteindelijk
D
er is geen lv

Slide 10 - Quizvraag

Aan de slag
Pas de theorie toe en maak de volgende opdrachten:
- H4 grammatica zinsdelen: opdracht 1, 2 en 4 (blz. 124)


Lastig? Extra oefening op blz. 260




Slide 11 - Tekstslide