Ik kan een schema invullen bij de tekst: Olifanten noemen elkaar bij naam
Ik weet welke geluiden olifanten maken
Ik kan samen met mijn groep een goede tekst schrijven
Ik kan de nieuwe woorden gebruiken
Ik kan evalueren:
wat was moeilijk, makkelijk, leuk, niet leuk.... _____________________________________________________________
Volgende les:
Ik kijk de tekst na van een andere groep (met de correctiekleuren)
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Lesdoelen Nieuwsbegrip
Ik kan een schema invullen bij de tekst: Olifanten noemen elkaar bij naam
Ik weet welke geluiden olifanten maken
Ik kan samen met mijn groep een goede tekst schrijven
Ik kan de nieuwe woorden gebruiken
Ik kan evalueren:
wat was moeilijk, makkelijk, leuk, niet leuk.... _____________________________________________________________
Volgende les:
Ik kijk de tekst na van een andere groep (met de correctiekleuren)
Slide 1 - Tekstslide
Romayssa A
Zebib A
Adeefah A
Cris AA
Sudenur AA
Aram AA
Lamiek AA
AA-Alfa
Mahmud
RAndy
Idris
Slide 2 - Tekstslide
Nederland- Frankrijk
Lamiek 1-3
Mahmud 2-2
Randy 2-1
Aram 2-1
Adeefah 0-2
Sudenur 2-2
Romaysa 2-1
Zebib 2-1
Idris 0-3
Nederland- Oostenrijk
Wie heeft er gewonnen?
Wie heeft er verloren?
Slide 3 - Tekstslide
Nieuwe woorden
Noemen (Ik noem jou....)
Herkennen (ik herken iets of iemand)
Olifant
Dolfijn
Papegaai
Ontdekken
Onderzoeken
Geluid
Iedere
Communiceren
Iets grappigs
Vorige lessen:
Het elftal
De kampioen
E.K.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Hij heet abraham afewerki.
A
verkeerde tijd
B
hoofdletters, interpunctie
C
verkeerde vorm
D
woordvolgorde
Slide 7 - Quizvraag
hij wont in utrecht
A
Verkeerd woord
B
verkeerde woordvolgorde
C
spelling, interpunctie, hoofdletters
D
Verkeerde tijd
Slide 8 - Quizvraag
Morgen ik heb les.
Ik ga naar huis, omdat ik ben ziek.
A
Verkeerde spelling
B
Verkeerd woord
C
De woordvolgorde
D
Verkeerde tijd
Slide 9 - Quizvraag
Hij drinken koffie.
Ik loopt naar huis.
A
Verkeerde woord
B
Verkeerde vorm werkwoord
C
Verkeerde spelling
D
Verkeerde tijd
Slide 10 - Quizvraag
Lesdoelen Nieuwsbegrip
Ik kan een schema invullen bij de tekst: Olifanten noemen elkaar bij naam
Ik weet welke geluiden olifanten maken
Ik kan samen met mijn groep een goede tekst schrijven
Ik kan de nieuwe woorden gebruiken
Ik kan evalueren:
wat was moeilijk, makkelijk, leuk, niet leuk.... _____________________________________________________________
Volgende les:
Ik kijk de tekst na van een andere groep (met de correctiekleuren)
Slide 11 - Tekstslide
Welk dier hoor je?
2 dieren hoor je niet. Welke niet?
Gorilla
Leeuw
Olifant
Dolfijn
Tijger
Walvis
Wolf
IJsvogel
Papegaai
Giraf
Slide 12 - Tekstslide
Dictoglos
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Doel
Je kunt samen een tekst schrijven en nakijken
-Oefenen met luisteren
- Oefenen met aantekeningen maken
- Oefenen met samenwerken
- Oefenen met zinnen maken
Slide 16 - Tekstslide
Dictogloss
1e keer --> alleen luisteren + kaartjes neerleggen
2e keer --> aantekeningen maken
In drietallen bespreken wat jullie hebben gehoord
Het verhaaltje schrijven. (1 persoon op laptop)
Eén persoon uit het groepje, leest het verhaal voor.
Slide 17 - Tekstslide
Ronde 1
De docent leest het verhaal
en iedereen luistert.
Slide 18 - Tekstslide
Ronde 2
Maak aantekeningen.
Schrijf niet precies wat je hoort, maar belangrijke woorden.
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht 1
Bespreek in drietallen wat jullie hebben gehoord.
Gebruik je aantekeningen.
Verdeel de taken:
Wie typt?
Wie presenteert?
(Wie tekent)
timer
2:00
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 2
Schrijf samen het verhaal.
Per groepje één verhaal!
Wat is de juiste spelling?
Denk aan hoofdletters en punten.
Wie doet wat? Persoonsvorm + vorm werkwoord
timer
10:00
Slide 21 - Tekstslide
dit was leuk!
dit was niet zo leuk
Slide 22 - Tekstslide
Presenteer je tekst!
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
De basis van een zin
1= wie of wat (onderwerp)
2= doet, doen (het werkwoord)
3= extra informatie
1
2
3
Ik
ga
naar school.
Slide 25 - Tekstslide
Controle
Klopt het met jouw tekst?
Heb je alle belangrijke informatie?
Wat ben je vergeten?
Slide 26 - Tekstslide
1. wie of wat
Onderwerp: wie of wat
Wie: Mijn tante woont in Amsterdam.
Wat: De schoolis in Amstelveen.
Slide 27 - Tekstslide
1. Jan loopt naar school. 2. Ik heb een broer en een zus. 3. De zoon heet David. 4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal.
6. Het is mooi weer.
2. Het werkwoord
Slide 28 - Tekstslide
een werkwoord:
* praat over een actie; iets wat je doet
* stopt vaak met ...-en
Slide 29 - Tekstslide
1. Jan loopt naar school. 2. Ik heb een broer en een zus. 3. De zoon heet David. 4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal.
6. Het is mooi weer.
3. Extra informatie: waar, wat, hoe
Slide 30 - Tekstslide
Vraagzin
Bij een vraagzin staat het werkwoordof het vraagwoord (waar, wanneer, hoe)op nummer 1.
Slide 31 - Tekstslide
Voorbeelden
1. Hebjeeen nieuwe fiets?
2. Wanneerheb jeschool?
3. Komjenaar mijn verjaardag?
4. Hoeheetde docent?
5. Magiknaar de wc?
Slide 32 - Tekstslide
Controle
Dit is de originele tekst.
Klopt het met jouw tekst?
Heb je alle belangrijke informatie?
Wat ben je vergeten?
Slide 33 - Tekstslide
Mijn stem
Ik houd niet van politiek, maar het is wel belangrijk.
Ik kijk naar de partijen. Ik lees over hun plannen.
Ik ga naar het stembureau. Ik zeg: 'hallo'. Ik geef mijn paspoort. Ik krijg een stembiljet. Op het stembiljet staan veel namen van politici en partijen.
Ik denk goed na. Ik kies voor Partij voor de dieren. Ik stem voor deze partij, omdat ik van dieren hou.