VERVOEGEN

1 / 36

Slide 1: Video

SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Lesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

telefoon

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quítate la gorra (pet, hoodie), el chicle a la papelera (kaugom)...

1 uur klas: mag niet - ¿por qué?

2 uur klas, wanneer de docent een pausje roept: geen 2 leerlingen tegelijkertijd.

Slide 3 - Tekstslide

Jullie kunnen dit ook gebruiken voor jullie opdracht voor OWH

El presente - verbos regulares

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

página 8

escuchar bailar tocar

escucho bailo toco

escuchas bailas tocas

escucha baila toca

escuchamos bailamos tocamos

escucháis bailáis tocáis

escuchan bailan tocan

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

página 9

comer vender beber

como vendo bebo

comes vendes bebes

come vende bebe

comemos vendemos bebemos

coméis vendéis bebéis

comen venden beben

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

página 10

escribir vivir compartir

escribo vivo comparto

escribes vives compartes

escribe vive comparte

escribimos vivimos compartimos

escribís vivís compartís

escriben viven comparten

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leren vervoegen met VERBUGA

http://www.verbuga.eu/Esmi/index.html

timer

10:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervoeg:
La chica (vivir) ______ Apeldoorn

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vervoeg:
Yo (trabajar) ______ en el supermercado.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg:
Nosotros (vender) _______ helados en la playa.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat weet je nog over werkwoorden in het Spaans?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lee. Wat is de correcte definitie van vervoegen?

Conjugeren, de vormverandering weergeven

Betaling van schuld, Bewijzen

Achteraf beoordelen, begroten

de regels voor het maken van zinnen én woorden

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vorm van infinitief?

werkwoord zonder vervoegen

werkwoord met meervoud

werkwoord met -ar vervoeging

de toekomst

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de infinitiefvorm in NL eindet op -en
in het Engels schrijf je een "to" voor, in het Spaans:

eindet met -EN, net als NL

Eindet met -AR

Eindet met -ER -IR

B en C

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het Spaans moet je altijd het voornaamwoord voor het werkwoord schrijven

verdadero

falso

Slide 16 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

hoe weet je in het Spaans welke persoon doet de actie?

van het context

van intuitie

de beëindiging van het werkwoord

het voornaamwoord: yo-tú-él

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De "IK"persoon eindet altijd met:

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de "jij"persoon eindet altijd met:

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stappen om te vervoegen

Elke werkwoord in het Spaans heeft een familie: -ar -er of -ir
Vind de stam door -ar, -er of -ir eraf te halen
plaats de bijbehorende uitgang achter de stam
kijk of je misschien de stamklinker moet veranderen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

com

viv

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de werkwoorden in de juiste vorm naar de juiste plek.

3. Pablo es el vecino, _________ enfrente (vivir)

1. Sam _______________ con "cochecitos" (jugar).

2. Ana y Lola __________ en Barcelona (vivir).

5. Lola ________ deporte en la bicicleta (hacer).

4. Sam ____________ de America (ser)

6. El ex de Lola _____________ un e-mail (escribir)

vive

juega

viven

hace

escribe

juegan

juegas

vives

vivo

eres

escribo

soy

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende vormen

Een werkwoord kan je vervoegen. Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

Een werkwoord kan je vervoegen.

Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken. in het Nederlands "hebben" vs Spaans:

Jij

Hij/zij/het

Wij

Jullie

Zij

heb

hebt

heeft

hebben

tengo

tienes

tiene

tenemos

tenéis

tienen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de werkwoorden in de juiste vorm naar de juiste plek.

3. Pablo es el vecino, _________ enfrente (vivir)

1. Sam _______________ con "cochecitos" (jugar).

2. Ana y Lola __________ en Barcelona (vivir).

5. Lola ________ deporte en la bicicleta (hacer).

4. Sam ____________ de America (ser)

6. El ex de Lola _____________ un e-mail (escribir)

vive

juega

viven

hace

escribe

juegan

juegas

vives

vivo

eres

escribo

soy

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

com

viv

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

patronen

vinden

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deel mee welke patronen zie je, wat herhaalt zich altijd

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

ER IR zijn gelijk

timer

10:00

1) Personen

yo + iemand anders = nosotros (wij)
tú + iemand anders = vosotros (jullie)
iemand + iemand = ellos..(zij)

2) Vervoeging [-ER]

3) Vervoeging [-IR]

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik leg het uit tijdens jullie de sleepvraag doen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HABLAR

COMER

VIVIR

habl

com

viv

- o

- as

- amos

- a

- áis

- an

- es

- e

- emos

- en

- éis

- e

- imos

- ís

- en

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie kan en wil de vervoeging van HABLAR

uitleggen voor 10 valepuntos?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡puerta a la libertad!

FREE ME!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERVOEGEN

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Poll

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Sleepvraag

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Sleepvraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

VERVOEGEN

4. SER/ESTAR

VERVOEGEN

VERVOEGEN

VERVOEGEN + 21.09 SP2

3. VERVOEGEN

mar 10-2

El presente (regular e irregular)