In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
De reactietijd is...
A
De afstand die je aflegt in de reactietijd
B
De tijd die je nodig hebt tijdens het remmen
C
De tijd die je nodig hebt voordat je remt
D
De afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd
Slide 1 - Quizvraag
Wat kan de reactietijd van iemand beïnvloeden?
Slide 2 - Open vraag
De reactieafstand is...
A
De afstand die je aflegt in de reactietijd
B
De tijd die je nodig hebt tijdens het remmen
C
De tijd die je nodig hebt voordat je remt
D
De afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd
Slide 3 - Quizvraag
De remweg is...
A
De afstand die je aflegt in de reactietijd
B
De tijd die je nodig hebt tijdens het remmen
C
De tijd die je nodig hebt voordat je remt
D
De afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd
Slide 4 - Quizvraag
Waar hangt de lengte van de remweg vanaf?
Slide 5 - Open vraag
Wat is de formule om de stopafstand te bereken?
A
Reactie afstand = stopafstand - remweg
B
Remweg = reactie afstand : stopafstand
C
Stopafstand = reactie afstand x remweg
D
Stopafstand = reactie afstand + remweg
Slide 6 - Quizvraag
Paul rijdt op zijn scooter en moet plotseling remmen voor een stilstaande auto. Zijn reactieafstand is 3,9 meter. De remweg is 5,1 meter. Bereken de stopafstand van de scooter.
A
1.2 m
B
9 m
C
7 m
D
5.1 m
Slide 7 - Quizvraag
Wanneer rem je echt af?
A
na de reactietijd
B
tijdens de reactietijd
C
voor de reactietijd
D
altijd
Slide 8 - Quizvraag
Je snelheid wordt groter. Wat gebeurt dan met je reactietijd?
A
Je reactietijd wordt groter
B
je reactietijd wordt kleiner
C
je reactietijd blijft hetzelfde
Slide 9 - Quizvraag
Bekijk de grafiek hiernaast. Deze persoon heeft een reactietijd van:
A
2 seconden
B
3 seconden
C
5 seconden
D
10 seconden
Slide 10 - Quizvraag
Je ziet hiernaast een plaatje dat gaat over het effect van zomer- en winterbanden. Waar hebben deze banden invloed op?
A
alleen op de reactieafstand,
niet op de stopafstand
B
alleen op de remweg,
niet op de stopafstand
C
op de remweg
en dus op de stopafstand
D
deze banden hebben geen invloed op de remweg, reactieafstand of stopafstand
Slide 11 - Quizvraag
De reactieafstand is 25,8 m en de remweg is 36,8 m. Hoe groot is de stopafstand?
A
11 meter
B
25,8 meter
C
36,8 meter
D
62,6 meter
Slide 12 - Quizvraag
Noam steekt een drukke straat over zonder uit te kijken. Een naderende auto heeft een snelheid van 20 m/s. De reactietijd van de automobilist is 1 sec. De remweg is 22,5 m. De stopafstand is?
A
22.5 m
B
42,5 m
C
40 m
D
45 m
Slide 13 - Quizvraag
Mevrouw van Kooij rijdt met een snelheid van 72 km/h. Zij moet remmen voor een kind. Zij reageert in 1 s en staat daarna in 25m stil. Wat is haar stopafstand?