Bijles Basis Kader 2. Hoofdstuk 7 inhoud

Wat is het?
Ieder vlak figuur heeft een omtrek en oppervlakte.
  • De omtrek is de rand die om het figuur heen past.
  • De oppervlakte is het vlak van een object dat bedekt kan worden.
 
Ruimtelijke figuren hebben geen omtrek maar wel een inhoud.
  • De inhoud is de hoeveelheid ruimte binnenin het figuur.

Het is belangrijk dat je goed kijkt naar de maateenheid en dit erbij vermeld.


1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is het?
Ieder vlak figuur heeft een omtrek en oppervlakte.
  • De omtrek is de rand die om het figuur heen past.
  • De oppervlakte is het vlak van een object dat bedekt kan worden.
 
Ruimtelijke figuren hebben geen omtrek maar wel een inhoud.
  • De inhoud is de hoeveelheid ruimte binnenin het figuur.

Het is belangrijk dat je goed kijkt naar de maateenheid en dit erbij vermeld.


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel: Je plaatst een hek om de tuin. Hebben we hier te maken met de omtrek of oppervlakte?
A
Omtrek
B
Oppervlakte

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Als er geen maten bekend zijn, eerst hoogtelijn tekenen, daarna de zijden en hoogtelijn opmeten. 

oppdriehoek=21zijdebijbehorendehoogte

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Als er geen maten bekend zijn, eerst hoogtelijn tekenen, daarna zijden en hoogtelijn opmeten.

oppparallellogram=zijdebijbehorendehoogte

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij het nog?
Hoe bereken je de oppervlakte van een grondvlak van een balk?
A
lengte x hoogte
B
hoogte x breedte
C
lengte x breedte

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de oppervlakte van deze rechthoek?
A
12 dm²
B
32 cm²
C
2,7 dm²
D
16 cm

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze balk is 8 cm lang, 2 cm breed en 3 cm hoog.

Bereken de oppervlakte.
A
92 cm²
B
8,6 dm²
C
68 cm²
D
46 cm²

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oppervlakte van een driehoek
A
31zijdehoogte
B
21zijdebijbehorendehoogte
C
zijdehoogte
D
zijdebijbehorendehoogte

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Hoeveel vierkante centimeter is de oppervlakte van de driehoek?
(Schrijf alleen het antwoord en de eenheid op.)

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De omtrek van een cirkel
A
πstraalstraal
B
πdiameter

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De oppervlakte van een cirkel
A
πstraal2
B
πdiameter
C
straalπ2
D
π21diameter

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding.

Wat is de oppervlakte van de cirkel?
A
7,07 dm²
B
1,77 dm²
C
0,71 m²
D
4,71 dm²

Slide 13 - Quizvraag

De oppervlakte van een cirkel is pi x straal x straal. Vergeet niet eerst de diameter om te rekenen naar de straal.

Oppervlakte van een driehoek
A
zijdehoogte2
B
zijdebijbehorendehoogte:2
C
zijdehoogte
D
zijdebijbehorendehoogte

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oppervlakte van een parallellogram
A
21zijdehoogte
B
21zijdebijbehorendehoogte
C
zijdehoogte
D
zijdebijbehorendehoogte

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het?
Ieder vlak figuur heeft een omtrek en oppervlakte.
  • De omtrek is de rand die om het figuur heen past.
  • De oppervlakte is het vlak van een object dat bedekt kan worden.
 
Ruimtelijke figuren hebben geen omtrek maar wel een inhoud.
  • De inhoud is de hoeveelheid ruimte binnenin het figuur.

Het is belangrijk dat je goed kijkt naar de maateenheid en dit erbij vermeld!!


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hl
dal
l
dm3
dl
cl
ml
cm3
kl
m3

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst
Sleep naar de juiste plek.

Cilinder
Balk
Kegel
Piramide
Prisma

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Balk
Oppervlakte
De oppervlakte van een balk bereken je door de oppervlaktes
van alle rechthoeken op de uitslag bij elkaar op te tellen.

Inhoud
Van een balk is de inhoud:
lengte x breedte x hoogte

Slide 19 - Tekstslide

Een kubus is een balk met gelijke zijden. De oppervlakte van een kubus is daarom makkelijker uit te rekenen. Je doet 6 x de oppervlakte van één van de vierkanten. Dus: 6 x zijde².

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de formule voor inhoud balk?
A
0,5 x h x b
B
grondvlak x h
C
l x b x straal
D
0,5 x zijde x hoogte

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De piramide van Cheops heeft een grondvlak van 230 x 230 meter. De hoogte is 147 meter. Wat is de inhoud van deze piramide?
A
7776300 vierkante meter
B
360 vierkante meter
C
2592100 vierkante meter
D
202 vierkante meter

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de inhoud
van de piramide
(alleen antwoord)

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de inhoud
van de kegel.
Rond af op hele getallen.
(alleen antwoord)

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanpak bij INHOUD berekenen 
1. Hoe heet het ruimtefiguur? Moet ik hem nog verdelen in aparte stukjes (bij een samengesteld figuur)? 
2. Welke formule hoort erbij? 
3. Heb ik alle maten in dezelfde eenheid omgerekend? 
4. Vul de formule in en reken uit. 
5. Geef antwoord op de vraag:    > waar gaat het over,   >waar moet ik op afronden,   >welke een eenheid hoort erbij?   

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

formulekaartje: 
Formules: 
  • Omtrek cirkel = diameter × π 
  • Opp cirkel = straal x straal x  π    
  • Inhoud cilinder = opp bodem × hoogte 
  • Inhoud prisma = opp bodem × hoogte 
  • Inhoud kegel = opp bodem × hoogte : 3 
  • Inhoud piramide = opp bodem × hoogte : 3  

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergroten
leren:
  • eerst factor (f) bepalen  (= nieuw : oud) 
  • Lengte:              oud     x   f    =  nieuw 
  • Oppervlakte:   oud      x  f   x   f   =  nieuw 
  • oppervlakte:
  • Inhoud:              oud      x  f   x  f  x  f =  nieuw
  • Inhoud:   
oudf2=nieuw
oudf3=nieuw

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld:
Vraag: Wat wordt de nieuwe oppervlakte en inhoud van de bol?
Gegevens:
  • Oppervlakte bol = 45 cm2 , 
  • Inhoud bol = 35  cm3.
Deze wordt vergroot met factor 3.
  • Nieuwe opp:  45 x 3 x 3 = 405 cm2              
  • Nieuwe inhoud: 35 x 3 x 3 x3  = 945 cm3 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies