5.4 Politiek en samenleving

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Oefenvragen

Paragraaf 5.4

1. Zijn de zinnen juist of onjuist ?

Noteer de letters a-c met telkens juist of onjuist.

a In de 19e eeuw bestonden veel vooroordelen over wat vrouwen konden.

b Vanaf 1870 streefden vrouwen met succes naar emancipatie.

c Vrouwen streefden in de 19e eeuw naar een betere positie dan mannen.

2. Zie volgende dia...

Paragraaf 5.3

3. Leg uit of de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders een gevolg van de industrialisatie waren.

4. Zie volgende dia...

Paragraaf 5.2

5. Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde. Noteer alleen de letters. 

a Alle Nederlandse mannen kregen kiesrecht

b Alle Nederlandse vrouwen kregen kiesrecht.

c Nederland kreeg een nieuwe, door Thorbecke geschreven grondwet

d Het Koninkrijk der Nederlanden werd een constitutionele monarchie.

6. Nederland werd een parlementaire democratie in 1919. Leg uit wat er in dat jaar gebeurde waardoor Nederland een parlementaire democratie werd. 

Paragraaf 5.1

7. Noteer drie kenmerken van de industriële samenleving. 

8.  Stel, je woont rond 1800 in Groot-Brittannië en maakt thuis stoffen met je eigen weefgetouw. Ben je dan een voor- of tegenstander van de industrialisatie? Geef een argument. 

Antwoorden par. 5.4

1. a juist

b juist

c onjuist

2. Ja, want het CDA wil bestaande tradities behouden: 'Die traditie moeten we koesteren en verdedigen.' en 'Juist daarom wil het CDA onze waarden en tradities beschermen en doorgeven (...).' en de C in CDA staat voor Christen en het CDA zegt te staan voor 'de joods-christelijke wortels die ons land hebben gevormd'.

Antwoorden par 5.3

3. Nee, want de leef- en werkomstandigheden van arbeiders waren voor de industrialisatie ook al slecht, maar toen arbeiders door de industrialisatie in steden gingen wonen werden hun omstandigheden beter zichtbaar voor anderen en kregen ze meer aandacht in verhalen en (kranten)berichten.

4. Bij de SDAP, want de socialisten dachten dat zij met het algemeen kiesrecht meer invloed zouden krijgen, dat er meer sociale wetgeving zou komen. (Voor arbeiders was sociale wetgeving erg belangrijk.) Het paard (algemeen kiesrecht) moet de kar (sociale wetgeving) uit het moeras trekken (weer vooruit brengen).

Antwoorden par. 5.2

5. d (1815), c (1848), a (1917) en b (1919)

6. In een parlementaire democratie wordt het parlement met algemeen kiesrecht gekozen. In 1919 hadden alle Nederlanders (vanaf een bepaalde leeftijd) kiesrecht.

Antwoorden par. 5.1

7. Meer dan de helft van de bevolking woont in steden, de meeste mensen werken in industrie en diensten en de relatie tussen werkgevers en werknemers is onpersoonlijk

8. Ik ben een tegenstander, omdat ik thuis met mijn weefgetouw veel minder stoffen kan maken dan de nieuwe weefmachines in fabrieken. Omdat machines meer stoffen kunnen maken in minder tijd zal de prijs van stoffen dalen en verdien ik minder voor dezelfde hoeveelheid stoffen dan vóór de komst van de machines. 

Of: Ik ben een voorstander, want ik ga proberen in een werkplaats met weefmachines te werken in de hoop dat ik daar meer geld kan verdienen.

Pauze

Kom je binnen nadat de timer is afgelopen, dan ben je te laat!

Groepjes Burgeschapsonderwijs

1. Yagmur, Aïcha, Faïl, Gabriel en Nataniel - 21 diner

2. Rayan, Kosaar, Gökce, Survesh en Ashraf - babyshower

3. Anas, Willy, Diya en Sunaina - Kinderfeest

4. Shad, Vinay, Roumaissa en Rimas - Vakantie naar Turkije of Marokko

5. Sirien, Sara, Semih en Ayoub - opa en oma jubileum

6. Dounia, Mohammed, Muhammed en Aya - Iftar