Les 5 regeer akkoord

Het regeerakkoord
30.11.23
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het regeerakkoord
30.11.23

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik op vorige weken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Doelen en planning
Aan het einde van de les begrijpen jullie wat een regeerakkoord is en hoe er tot 1 wordt gekomen. 
Aan het einde van de les begrijpen hoe de zetelverdeling in elkaar steekt. 

Zetelverdeling
Regeerakkoord

Slide 4 - Tekstslide

Beeld je even in. We hebben net Tweede kamer verkiezingen gehad. Nederland heeft gestemd. Wat nu?

Slide 5 - Open vraag

De zetelverdeling
Een zetel is een stoel in de 
Tweede Kamer. 
Er zijn er 150. 

Slide 6 - Tekstslide

Evenredige verdeling
Aantal stemmen staat in verhouding tot het aantal zetels.

Er zijn 150 zetels in de Tweede Kamer.
Aantal uitgebrachte stemmen : 150 = aantal zetels.
Voorbeeld: 12.500.000 : 150 = 83.334

Bij elkaar opgeteld 150 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Dan nu, de vorming van het kabinet.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het kabinet?
A
De regering
B
De groep van alle ministers en staatssecretarissen.
C
De mensen binnen de Tweede Kamer die er het vaakst zitten.

Slide 10 - Quizvraag

Einde les
Tot volgende week. 

Slide 11 - Tekstslide

kabinet/coalitie
Ministers komen (vaak) uit coalitiepartijen (=kabinet)
Meerderheidsstelsel (minimaal 76 zetels)
Met de meerderheid wordt er tot een regeerakkoord gekomen:
 - Compromis/afspraken van de regerende partijstandpunten.


Slide 12 - Tekstslide

Regeringsvorming duur de afgelopen keer maar liefst 299 dagen! Hoe kan dit? 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil met de regering?
A
In de regering zit ook de koning.
B
Niks
C
De regering bestaat alleen uit de ministers.
D
De regering bestaat uit de Koning + de ministers.

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel zetels heeft de Tweede Kamer?
A
110
B
75
C
150
D
21

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent de rol van Minister-President?
A
Soort koning
B
Alleenheerser
C
Voorzitter van alle ministers.
D
Dat je veel charisma moet hebben.

Slide 16 - Quizvraag

Alle leden van de regering komen uit de Tweede Kamer. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag