Examentraining workshop

Lesplanning 
- Welkom , terugblik en leerdoelen
- Examentraining rekenen / begrippen 
Begrippen leren (leesstrategieën)
Examenkracht oefenen

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning 
- Welkom , terugblik en leerdoelen
- Examentraining rekenen / begrippen 
Begrippen leren (leesstrategieën)
Examenkracht oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen  
R/ T1 / T2
Je leert (herhaalt) begrippen / rekenopgaven voor het examen
Je leert zelfstandig en samenwerken 
Onderwerpen:
Consumptie

Slide 2 - Tekstslide

Flitskaarten
Site malmberg

Slide 3 - Tekstslide

Rekenen
Je kunt een procentuele stijging of daling uitrekenen. 

FORMULE: Verschil in euro's : oude prijs x 100
(Nieuwe prijs - Oude prijs) : oude prijs x 100 

Slide 4 - Tekstslide

In 2020 was in India het BBP per hoofd 4.000 dollar.
In 2024 was dit 4.500 dollar. Wat is de procentuele toename?
A
12,5%
B
13%
C
500%
D
11%

Slide 5 - Quizvraag

Ben spaart een jaar lang elke week €10.
bereken hoeveel Ben per maand spaart.
A
€ 43,33
B
€ 34,33
C
€ 40
D
€ 40,33

Slide 6 - Quizvraag

Bekijk het filmpje 
- Wat is spaardeposito? 
- Hoe heet de vergoeding die je ontvangt van de bank als je spaart? 
-  

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Soorten Geld
  • ruilmiddel: je koopt 
  • spaarmiddel: je bewaard geld
  • rekenmiddel: je geeft de waarde van iets in geld aan.
Functies geld

Slide 9 - Tekstslide

Spaarvormen
  • Spaarrekening, geld is vrij opneembaar, variabele rente.

  • Spaardeposito, geld staat voor langere tijd vast, vaste rente.

Belangrijk!
  • Staat er niets bij, dan is de rente altijd per jaar.

Slide 10 - Tekstslide

Chartaal en giraal geld
Het geld in je portemonnee, dus munten en bankbiljetten, is chartaal geld.

Het geld op je bankrekening is giraal geld.

Slide 11 - Tekstslide

Indirecte ruil
Bij indirecte ruil zit er een stapje tussen het ruilen. Vaak is dit tussenstapje het geld.

Bijvoorbeeld: Ik betaal met mijn geld voor jouw schoenen.

Slide 12 - Tekstslide

Inflatie
Waardevermindering van je geld.

Je kunt voor je geld steeds minder producten kopen

Slide 13 - Tekstslide

Bekijk het filmpje 
- Noem de drie spaarmotieven 
- Wat is beleggen. 
-  Wat is inflatie? 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Opdracht  - 20 minuten
Individueel: Maak de klaargezette taak in Examenkracht


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht bespreken 
Heb je de opdracht goed gemaakt?  Overleg in tweetallen.

Klaar?   Lees samenvatting (blauw boekje)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

QUIZ

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn de drie geldfuncties?
A
ruilmiddel, verkoopmiddel en spaarmiddel
B
verkoopmiddel, uitgeefmiddel en spaarmiddel
C
ruilmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel
D
spaarmiddel, bewaarmiddel en betalingsmiddel

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen spaarmotief?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Vakantie
D
Rente

Slide 22 - Quizvraag

Je leent € 500 en moet € 25 rente betalen. Hoeveel rente. Kies de juiste berekening
A
25 : 100 x 500
B
500 : 25 x 100
C
25 : 500 x 100
D
500 x 25 : 100

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een hypothecaire lening?
A
Lening voor de koop van een huis
B
Lening voor de koop van een auto
C
Lening voor de koop van een nieuwe bank
D
Lening voor de koop van een nieuwe ps4

Slide 24 - Quizvraag


Welke formule gebruiken we bij het omrekenen van week naar maand?
timer
0:30
A
bedrag x 12 : 52
B
bedrag x 52 : 12
C
bedrag : 12 x 52
D
bedrag : 52 x 12

Slide 25 - Quizvraag

Bij inkomen in natura ontvang ik ..
A
Salaris
B
Loon
C
Goederen en diensten
D
Rente

Slide 26 - Quizvraag


Hoe heb je zelf gewerkt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Hoe vond je de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Leerdoelen - exit ticket 
rente 
Inflatie 
koopkracht 

Slide 29 - Tekstslide

Handig voor thuis
Nos stories

Slide 30 - Tekstslide