3h 18 mei

programma
Leesboeken inleveren
bespreken H5 spelling opdr 5 en 6
herhalen ww-spelling 
M 7 en 8
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

programma
Leesboeken inleveren
bespreken H5 spelling opdr 5 en 6
herhalen ww-spelling 
M 7 en 8

Slide 1 - Tekstslide

even terugkijken

Slide 2 - Tekstslide

Met of zonder tussen-n?
A
apetrots
B
apentrots

Slide 3 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
rodekool
B
rodenkool

Slide 4 - Quizvraag

Met of zonder tussen-n?
A
bolleboos
B
bollenboos

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De vervoeging van Engelse werkwoorden
Het Nederlands heeft veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. We vervoegen deze werkwoorden net als Nederlandse werkwoorden.
Zoek in je boek het schema van werkwoordspelling op.

Slide 10 - Tekstslide

Zo spel je Engelse werkwoorden
De ik-vorm van een Engels werkwoord maak je meestal door -en van het werkwoord af te halen (speechen – speech; rugbyen – rugby).
 

Als het woord in het Engels aan het eind een dubbele medeklinker heeft, schrijven we in het Nederlands een enkele medeklinker (softballen – softbal), tenzij de dubbele medeklinker nodig is voor de uitspraak (baseballen – baseball).


In de tegenwoordige tijd enkelvoud schrijf je ik-vorm of ik-vorm + t.


In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.

Slide 11 - Tekstslide

Christine ......... (showen) vol trots haar nieuwe outfit aan haar vriendin.

Slide 12 - Open vraag

Evert............ (crossen) op zijn mountainbike over het smalle bospad.

Slide 13 - Open vraag

Van haar spaargeld heeft Marieke in de herfstvakantie uitgebreid .....(shoppen).

Slide 14 - Open vraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie ... (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 15 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 16 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 17 - Quizvraag

Zoek altijd eerst de PV!

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
M opdr 7 en 8

Slide 19 - Tekstslide