Een meisje staat stil op een plank. Wat is niet waar?
A
De aarde oefent kracht uit op het meisje.
B
De plank oefent kracht uit op het meisje.
C
De lucht oefent kracht uit op het meisje.
D
Het meisje staat stil dus er werken geen krachten op het meisje.
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 10 min
Onderdelen in deze les
Een meisje staat stil op een plank. Wat is niet waar?
A
De aarde oefent kracht uit op het meisje.
B
De plank oefent kracht uit op het meisje.
C
De lucht oefent kracht uit op het meisje.
D
Het meisje staat stil dus er werken geen krachten op het meisje.
Slide 1 - Quizvraag
Een meisje staat stil op een plank. Wat is niet waar?
A
De aarde oefent kracht uit op het meisje.
B
De plank oefent kracht uit op het meisje.
C
De lucht oefent kracht uit op het meisje.
D
Het meisje staat stil dus er werken geen krachten op het meisje.
Slide 2 - Quizvraag
Een steen met een massa van 2,4 kg ligt op de grond. Hoe groot is de zwaartekracht?
A
9,81 N
B
24 N
C
23,544 N
D
2,4⋅104N
Slide 3 - Quizvraag
Een steen met een massa van 2,4 kg ligt op de grond. Hoe groot is de zwaartekracht?
A
9,81 N
B
24 N
C
23,544 N
D
2,4⋅104N
Slide 4 - Quizvraag
Een leerling heeft zijn stoel achterover gekanteld en zit met zijn rug tegen de leuning. Hoeveel krachten werken er op de stoel?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 5 - Quizvraag
Een leerling heeft zijn stoel achterover gekanteld en zit met zijn rug tegen de leuning. De kracht van de lucht verwaarlozen we. Hoeveel krachten werken er dan op de leerling?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 6 - Quizvraag
De kracht van een kabel of touw noem je?
A
spankracht
B
veerkracht
C
touwkracht
D
trekkracht
Slide 7 - Quizvraag
De kracht van een kabel of touw noem je?
A
spankracht
B
veerkracht
C
touwkracht
D
trekkracht
Slide 8 - Quizvraag
Een veer heeft een veerconstante van 20 N/m en wordt 3,0 cm uitgerekt. Hoe groot is de veerkracht?
A
60 N
B
6,6 N
C
0,60 N
D
0,15 N
Slide 9 - Quizvraag
Een veer heeft een veerconstante van 20 N/m en wordt 3,0 cm uitgerekt. Hoe groot is de veerkracht?
A
60 N
B
6,6 N
C
0,60 N
D
0,15 N
Slide 10 - Quizvraag
Een kist staat stil op een schuine plank.
Wat is waar over de grootte van de schuifwrijvingskracht?
A
De schuifwrijvingskracht is maximaal
B
De schuifwrijvingskracht is 0 N
C
De schuifwrijvingskracht ligt tussen 0 N en maximaal.
D
Dat kun je niet weten.
Slide 11 - Quizvraag
Een kist staat stil op een schuine plank.
Wat is waar over de grootte van de schuifwrijvingskracht?
A
De schuifwrijvingskracht is maximaal
B
De schuifwrijvingskracht is 0 N
C
De schuifwrijvingskracht ligt tussen 0 N en maximaal.