oefenen woordjes

Hij gaat morgen naar het pannekoekenrestaurant
A
He goes to the pancake restaurant tomorrow
B
He is going to the pancake restaurant tomorrow
C
He went to the pancake restaurant tomorrow
D
He will go to the pancake restaurant tomorrow
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Hij gaat morgen naar het pannekoekenrestaurant
A
He goes to the pancake restaurant tomorrow
B
He is going to the pancake restaurant tomorrow
C
He went to the pancake restaurant tomorrow
D
He will go to the pancake restaurant tomorrow

Slide 1 - Quizvraag

Zij heeft haar tas gisteren verloren
A
She lost her bag yesterday
B
She lost her cigarette yesterday
C
She loses her bag yesterday
D
She will lose her bag yesterday

Slide 2 - Quizvraag

Ik ga nu naar de onderzeeër
A
I will go to the submarine right now
B
I went to the submarine right now
C
I'm going to the submarine right now
D
I'm go to the army right now

Slide 3 - Quizvraag

My old grandmother talked to her cat
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
toekomende tijd
D
voltooid verleden tijd

Slide 4 - Quizvraag

In a minute from now we're going to eat frikandellen
A
toekomst
B
verleden
C
alles
D
tegenwoordige tijd

Slide 5 - Quizvraag

Voordeel
Vertrouwelijk

A
Steak tip
B
benefit confidential
C
treasure species
D
advantage confidential

Slide 6 - Quizvraag

recommend
roof
A
banaan voer
B
aanraden/aanbevelen ski
C
aanraden/aanbevelen dak
D
aanraden/aanbevelen voer

Slide 7 - Quizvraag

variety

A
verscheidenheid / variatie
B
apart
C
suitable
D
bill

Slide 8 - Quizvraag

gerucht
A
remour
B
rumour
C
retour
D
rembus

Slide 9 - Quizvraag

tolerance
A
tolerantie
B
behandelen
C
aspilla
D
begrip

Slide 10 - Quizvraag

nat
A
wet
B
pet
C
led
D
red

Slide 11 - Quizvraag


A

Slide 12 - Quizvraag