1. bij elk tijdvak aangeven hoe het icoontje zich tot de naam van het tijdvak verhoudt;
2. Vanaf kenmerkende aspect 18 koppelen aan de vijf tijdvakken;
3. de verschillende tijdvakbenamingen verklaren aan de hand van kenmerkende aspecten;
4. de volgende kantelmomenten uit de westerse geschiedenis bij benadering plaatsen in de tijd: Agrarische Revolutie, Christendom verovert Europa, Renaissance, Reformatie, Wetenschappelijke Revolutie en Verlichting;
5. deze kantelmomenten ( Renaissance, Reformatie, Wetenschappelijke Revolutie en Verlichting)
6. oorzaak-gevolgrelaties tussen verschillende KA's aanwijzen;
7. in hoofdlijnen uitleggen hoe ons land wordt bestuurd en gebruikt daarbij de begrippen: constitutionele monarchie, parlementaire democratie, regering, kabinet, minister-president, parlement (Eerste en Tweede kamer), gemeenteraad, burgemeester, college van B&W, provinciale staten en waterschappen.
8. in hoofdlijnen uitleggen hoe binnen de Europese Unie (op welke terreinen) wordt samengewerkt en gebruikt daarbij de begrippen: Europese Commissie, Raad van Ministers, Europese Raad en Europees Parlement.