1. bij elk tijdvak aangeven hoe het icoontje zich tot de naam van het tijdvak verhoudt;
2. 49 kenmerkende aspecten (passief) koppelen aan de tien tijdvakken;
3. de verschillende tijdvakbenamingen verklaren aan de hand van kenmerkende aspecten;
4. de volgende kantelmomenten uit de westerse geschiedenis bij benadering plaatsen in de tijd: Agrarische Revolutie, Christendom verovert Europa, Renaissance, Reformatie, Wetenschappelijke Revolutie en Verlichting;
5. deze kantelmomenten (Agrarische Revolutie, Christendom verovert Europa, Renaissance, Reformatie, Wetenschappelijke Revolutie en Verlichting) a.d.h.v. relevante canonvensters toelichten;
6. de ondertitel van elk canonvenster verklaren of verduidelijken;
7. benoemen in welk tijdvak specifieke canonvensters vallen;
8. oorzaak-gevolgrelaties tussen verschillende canonvensters aanwijzen;
9. in hoofdlijnen uitleggen hoe ons land wordt bestuurd en gebruikt daarbij de begrippen: constitutionele monarchie, parlementaire democratie, regering, kabinet, minister-president, parlement (Eerste en Tweede kamer), gemeenteraad, burgemeester, college van B&W, provinciale staten en waterschappen.
10. in hoofdlijnen uitleggen hoe binnen de Europese Unie (op welke terreinen) wordt samengewerkt en gebruikt daarbij de begrippen: Europese Commissie, Raad van Ministers, Europese Raad en Europees Parlement.