2.8 Erfelijkheidsonderzoek

2.8 Erfelijkheidsonderzoek
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2.8 Erfelijkheidsonderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al?
Even wat oefenvragen...

Slide 2 - Tekstslide

Welk voorbehoedsmiddel voorkomt ovulatie?
A
Condoom
B
Koperspiraal
C
Anticonceptiepil
D
Sterilisatie

Slide 3 - Quizvraag

Kunnen er bij een gesteriliseerde vrouw nog menstruaties plaatsvinden?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Kunnen er bij een gesteriliseerde vrouw nog ovulaties plaatsvinden?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Voordat zaadcellen het lichaam verlaten tijdens een zaadlozing moeten ze in het lichaam een lange weg afleggen. 
Zet de stappen waarin zaadcellen zich bewegen in de juiste volgorde.
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
zaadleider
urinebuis
bijbal
zaadblaasje voegt vocht en voedingsstoffen toe
zaadbal
prostaat voegt vocht toe

Slide 6 - Sleepvraag


In afbeelding hiernaast zie je een grafiek met de groei van het slijmvlies van de baarmoederwand van een vrouw.

Op welke dagen is deze vrouw vruchtbaar
A
dag 4-7
B
dag 7-11
C
dag 12-16
D
dag 17-21

Slide 7 - Quizvraag

Bij de mens is een eicel groter dan een zaadcel.
Waarmee hangt dit samen?

A
De eicel kan zelf niet bewegen.
B
De eicel bevat meer reservevoedsel dan de zaadcel.
C
De eicel heeft extra ruimte om de zaadcel op te nemen.
D
De eicel bevat een dubbele kern.

Slide 8 - Quizvraag

In welk deel vindt de bevruchting plaats
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

In de afbeelding is een menstruatiecyclus weergegeven die 28 dagen duurt. De letters P, Q, R en S geven bepaalde perioden in deze cyclus aan. In het binnenste deel van de afbeelding is schematisch de verandering in het baarmoederslijmvlies getekend.
In welke periode vindt gemiddeld de ovulatie plaats?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 10 - Quizvraag

Vera laat in de maand juni een röntgenfoto maken om te onderzoeken of haar eileiders verstopt zijn. Het onderzoek kan maar in een bepaalde periode van de menstruatiecyclus worden gedaan, namelijk nadat de menstruatie over is en voordat de ovulatie optreedt. Vera heeft een regelmatige menstruatiecyclus van 28 dagen. Ze verwacht dat haar volgende menstruatie begint op 1 juni.
Welke datum is voor Vera de beste dag voor een afspraak?
A
10 juni
B
15 juni
C
30 juni

Slide 11 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een aantal organen van het voortplantingsstelsel van de man getekend. In de afbeelding zijn pijlen getekend.
In welke richting worden zaadcellen afgevoerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag


Waar vindt bij een rat innesteling plaats?
A
in deel 1
B
in deel 2
C
in deel 3
D
in deel 4

Slide 13 - Quizvraag


De tekeningen in afbeelding hiernaast geven een deel van een eierstok weer op verschillende tijdstippen.
Welke tekening geeft de ovulatie weer?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt situaties noemen waarin het verstandig is genetisch advies in te winnen.
  • Je kunt methoden van prenataal onderzoek beschrijven.

Slide 15 - Tekstslide

Erfelijkheidsonderzoek
De meeste kinderen worden gezond geboren.

Sommigen aangeboren ziekte of afwijking, deze kunnen erfelijk zijn

Erfelijkheidsonderzoeker onderzoekt de chromosomen op erfelijk overdraagbare aandoeningen.

Slide 16 - Tekstslide

Drager
Sommigen zijn niet ziek, kunnen wel de ziekte doorgeven = drager.
  • Voor elke eigenschap heb je 2 genen: de gezonde kan dominant (sterk) zijn en de zieke recessief (zwak, komt niet tot uiting).
  • Dan ben je niet ziek maar heb je wel het 'zieke' gen, dat je door kan geven.

Slide 17 - Tekstslide

Prenataal onderzoek
Om te weten hoe groot de kans is dat je kindje een erfelijk overdraagbare aandoening overneemt, doe je prenataal onderzoek.
  • Pre = voor
  • Nataal = geboorte

We behandelen de belangrijkste op de volgende slides.

Slide 18 - Tekstslide

Echoscopie
Groei en ligging van het kind.
  • Met geluidsgolven
  • Ontwikkeling lichaam:
  • Zijn de geslachtsorganen volledig ontwikkeld?
  • Heeft het afwijkende (uiterlijke) kenmerken?
  • Groeit het kindje genoeg?

Slide 19 - Tekstslide

NIPT
NIPT
= Niet-invasieve prenatale test
  • Bloedtest (van de moeder)
  • Bevat DNA van de placenta, deze bevat DNA van de baby
  • Check chromosomen

Slide 20 - Tekstslide

Vlokkentest
  • Weefsel van placenta wordt afgenomen.
  • Via vagina (eendenbek en buisje)
  • Check chromosomen


Slide 21 - Tekstslide

Vruchtwater-punctie
  • Buisje via buik moeder
  • Vruchtwater weggezogen
  • Hierin zitten cellen van de baby
  • Checkt chromosomen

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer testen?
Vlokkentest en vruchtwaterpunctie verhogen de kans op een miskraam = voortijdige afbreuk zwangerschap.
Worden alleen gedaan bij:
  • afwijkende NIPT uitslag
  • als vrouw meermaals een miskraam heeft gehad
  • als er een erfelijke ziekte in de familie is

Slide 23 - Tekstslide

Bij welk erfelijkheidsonderzoek kun je het erfelijk materiaal van het ongeboren kind NIET onderzoeken?
A
Echoscopie
B
Vruchtwaterpunctie
C
Vlokkentest
D
NIPT- test

Slide 24 - Quizvraag

Bij prenataal onderzoek,
wordt er onderzoek gedaan .......
A
bij de pasgeboren baby
B
na de geboorte bij de baby en de moeder
C
voor de geboorte bij de moeder
D
voor de geboorte bij de baby

Slide 25 - Quizvraag


Hier zie je
A
de vlokkentest
B
postnataal onderzoek
C
vruchtwater-punctie
D
NIPT-test

Slide 26 - Quizvraag

Bij een vruchtwaterpunctie wordt weefsel uit de placenta weggehaald.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Bij welk erfelijkheidsonderzoek kun je het geslacht van het kind bepalen?
A
Alleen bij de echoscopie
B
Bij de vlokkentest en de vruchtwaterpunctie
C
Bij de echoscopie en de NIPT test
D
Bij de echoscopie, de vlokkentest, de vruchtwaterpunctie en de NIPT- test

Slide 28 - Quizvraag

Bij welk onderzoek is er kans op een verhoogde miskraam?
A
Echoscopie
B
vruchtwaterpunctie
C
vlokkentest
D
vlokkentest en vruchtwaterpunctie

Slide 29 - Quizvraag

De placenta en resten van de navelstreng die worden uitgedreven heten:
A
Embryo
B
Bevallen
C
Nageboorte
D
Voorgeboorte

Slide 30 - Quizvraag

Wat zijn weeën?
A
Ontsluiting
B
Eerste verschijnselen van de bevalling
C
Samentrekkingen van de baarmoederwand
D
Baby's die verkeerd om in de buik liggen

Slide 31 - Quizvraag

Hoe heet het als een baby met het hoofdje naar boven ligt?
A
Zuidligging
B
Noordligging
C
Stuitligging
D
Staatligging

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Aan de slag!
Thema 2, basisstof 2
- Opdrachten 1 t/m 7, maar 3 overslaan
- Nakijken (Peppels)

Klaar?
Test-jezelfs b1 t/m 8 (online boek)


Volgende week gaan we aan de slag met Thema Erfelijkheid. Neem alvast een kijkje :)

Slide 34 - Tekstslide