Leerjaar 2 VOA Economie en handel H1 les 1

• Wereldoriëntatie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Economie en handel H1 les 1 + toets

                                               Werken in een warenhuis

Werken in een warenhuis

Doel: 

-Je leert welke werkzaamheden je uitvoert in een warenhuis

-Zoals: kleding opvouwen en klanten te woord staan

-In een warenhuis worden verschillende soorten artikelen verkocht

-b.v.: kleding

-kantoorartikelen

-etenswaren etc.

verkoopmedewerker

-Als je er werkt als verkoopmedewerker help je mee met het controleren van de goederen

-Je helpt ook mee met het opvouwen van de kleding

-Je houdt de winkel netjes

-Je staat de klanten netjes en vriendelijk te woord

-Als jij het antwoord niet weet, vraag je het aan een collega

Een order plaatsen

-Je leidinggevende heeft vorige week een order voor kinderkleding geplaatst.

-De leverancier heeft deze vanochtend afgeleverd.

-Jij gaat deze artikelen controleren

controleren

-of er wel geleverd is wat er besteld was

-of de aantallen kloppen

-of er niets stuk is

-of de kwaliteit goed is

                               De pakbon

                                                                           - De pakbon gebruik je 

                                                                                voor de controle

-Op de pakbon staat precies wat er geleverd is

-Het soort artikel

-Het aantal

-De kleur

-De maat

-Je zet een vinkje achter het artikel op de pakbon, klopt het niet dan zeg je het tegen je leidinggevende

Welke eigenschap is belangrijk als je in een warenhuis wilt werken?

1. Je bent technisch
2. Je bent klantvriendelijk
3. Je kunt goed rekenen
4. Je bent sportief

Waarom moet je binnengekomen artikelen controleren?

Welke werkzaamheden horen bij het werken in een warenhuis?

1. wc schoonmaken en verkopen
2. klanten helpen en kleding opvouwen
3. verkopen en ramen wassen
4. kleding opvouwen en de telefoon aannemen

Je gaat de order controleren.
Waar let je niet op?

1. Of de aantallen kloppen
2. Of de kwaliteit goed is
3. Of de chauffeur wel vriendelijk is
4. Of er niets stuk is

Je controleert de order en ziet dat de aantallen niet koppen. Wat doe je?

Je controleert de order en ziet dat er iets kapot is. Wat doe je?

1. Je geeft het mee terug aan de chauffeur
2. Je begint een discussie met de chauffeur
3. Je vertelt het tegen je collega
4. Je vertelt het tegen je leidinggevende

Wat gebruik je als je de artikelen controleert?

1. een notitieblokje
2. mijn mobieltje
3. de afleverbon
4. de pakbon

Wat mankeert er
aan deze bestelling?

Welke afdelingen vind je niet in een warenhuis?

1. kantoorartikelen
2. kleding
3. voedsel
4. dieren

Je gaat werken in een warenhuis.
Wat lijkt jou de leukste afdeling en waarom?