Wiskunde herh. 9.1 tm 9.5 deze les fysiek geven

Theorie
.
.
.
.
.
dat heet: drie achtste
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Theorie
.
.
.
.
.
dat heet: drie achtste

Slide 1 - Tekstslide

In de volgende video
  • krijg je uitleg over het berekenen van procenten met behulp van een verhoudingstabel.

  • "Alles wat je boven de lijn doet, doe je ook onder de lijn".

  • Bekijk deze goed, want het is een duidelijke manier die je altijd kan gebruiken!
    Daarna ga je vragen maken

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Wat betekent het als Pierre korting krijgt?
A
Hij moet meer betalen dan €480,00
B
Hij moet minder betalen dan €480,00

Slide 4 - Quizvraag

Pierre wilt deze fiets kopen. Hoeveel kost de fiets ZONDER korting?
A
€480,00
B
€12,5

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel % korting krijgt Pierre als hij
de fiets koopt?
A
€480,00
B
12,5%

Slide 6 - Quizvraag

Welke breuk hoort bij 12,5%?
A
101
B
10012,5
C
81
D
42

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel euro korting krijgt hij?

Slide 8 - Open vraag

Hoeveel betaalt hij dus?

Slide 9 - Open vraag

0

Slide 10 - Video

theorie

Slide 11 - Tekstslide

Je weet dat 25% één vierde deel is
Dus: 

Slide 12 - Tekstslide

berekening met verhoudingstabel
reken eerst 1% uit, daarna de korting



De korting is €90,00 dus de Jas kost =
Prijs Jas - korting= nieuwe prijs (120 - 90 = €30,00)
%
1%
75%
1,20
€90,-

Slide 13 - Tekstslide

een aantal quiz vragen om te oefenen

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel korting krijg je?
A
€80,00
B
40%

Slide 15 - Quizvraag

uitrekenen!
Je schrijft eerst op wat je weet!
%
100%
€80

Slide 16 - Tekstslide

uitrekenen!
Je berekent eerst 1%= 80 : 100=€0,80   daarna bereken ik de korting

%
100%
1%
40%
€80
0,80

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel korting krijg je in €
A
80% x 0,80=€64,00
B
40% x 0,80 = €32,00

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel moet je betalen als de korting
er van af is?
A
€80,00 - 32 = €48,00
B
€80,00 - 64 = €16,00

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg rekenen met procenten
Pak een roosterblaadje en doe stap voor stap mee!
Bij het berekenen van procenten teken je altijd een verhoudingstabel.


Teken een verhoudings-
tabel op je roosterblaadje zoals hierboven

Slide 21 - Tekstslide

de verhoudingstabel
In de verhoudingstabel vult eerst de gegevens in die je WEL weet.
die gegevens haal je uit de vraag.
zie volgende slide

Slide 22 - Tekstslide

Lees de vraag.
Weet je wat de 100% is?
100% is ALLES dus vul je in je verhoudingstabel onder de 100
het aantal kastanjebomen in = 168

Vul op je getekende
verhoudingstabel het aantal 
kastanjebomen in.

Slide 23 - Tekstslide

lees de volgende regel
van de vraag.
Je wil gaan uitrekenen hoeveel 15,5% is.

Slide 24 - Tekstslide

Je weet wat je moet gaan uitrekenen.
Nu de tussenstappen invullen:
Je vult in het middelste vakje 1 in, Je wil naar de 1% - schrijf de bewerking erboven  :100 bij.
Daarna ga je 15,5% uitrekenen dat betekent
vermenigvuldigen met 15,5, schrijf de 
bewerking erboven.
Alles wat je boven de lijn doet, doe
je ook onder de lijn.

Slide 25 - Tekstslide

Schrijf de som onder je verhoudingstabel;
Je pakt je rekenmachine en rekent de som
uit.
168(kastanjebomen) :100(om 1% te maken)
x15,5(om 15,5% uit te rekenen)

Slide 26 - Tekstslide

167:100x15,5 = 26,04 en dit
mag je afronden tot 26

Slide 27 - Tekstslide

Dit was de uitleg: rekenen met procenten
en nu ga je zelf aan het werk.
  1. teken een verhoudingstabel;
  2. vul in de tabel de gegevens wat je al weet;
  3. schrijf erboven welke bewerkingen je moet doen;
  4. schrijf eronder de bewerkingen die je moet doen;
  5. schrijf de hele som er onder;
  6. reken de som uit;
  7. schrijf het antwoord op.

Slide 28 - Tekstslide

Ga verder met het beantwoorden van de Quizvragen

Slide 29 - Tekstslide

is hetzelfde als
21
A
2%
B
5%
C
20%
D
50%

Slide 30 - Quizvraag

is hetzelfde als
41
A
4%
B
40%
C
25%
D
20%

Slide 31 - Quizvraag

is hetzelfde als
81
A
8%
B
12,5%
C
80%
D
25%

Slide 32 - Quizvraag

24,8 % is ongeveer:
A
7/10
B
3/10
C
1/4
D
1/2

Slide 33 - Quizvraag

30,6% is ongeveer
A
7/10
B
1/2
C
3/10
D
1/4

Slide 34 - Quizvraag


Welk getal is grootst?
, 8 % of 0,8
81
A
81
B
8%
C
0,8
D
geen van allen

Slide 35 - Quizvraag


Een tas bevat 8 goede en 12 rotte appels. Hoeveel procent is rot?
A
10 %
B
20%
C
40 %
D
60 %

Slide 36 - Quizvraag

Diego is 4 dagen ziek geweest in deze schoolweek. Hoeveel procenten is Diego ziek geweest?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de breuk die hoort bij 20%?
A
20/100
B
1/20
C
1/5
D
100/20

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het decimale getal die hoort bij 78%?
A
0,078
B
7,8
C
78,0
D
0,78

Slide 39 - Quizvraag

Een nieuwe iPhone kost 700 euro. Mediamarkt viert een jubileumjaar en geeft 15% korting. Wat is de korting?
A
105 euro
B
75 euro
C
595 euro
D
15 euro

Slide 40 - Quizvraag

Een fiets van €879,- wordt 8% duurder
Hoe bereken je de nieuwe prijs?
A
879 : 100 x 8
B
879 x 108
C
879 : 100 x 108
D
978 : 100 x 108

Slide 41 - Quizvraag

Een fiets van €879,- wordt 8% duurder
Hoeveel procent moet je betalen
A
8
B
100
C
92
D
108

Slide 42 - Quizvraag

Esmee werkt in de vakantie in een supermarkt. Ze verdient daarmee €20,50 per dag.
Ze is jarig geweest en krijgt 12% loonsverhoging.
Wat gaat ze nu per dag verdienen
A
20,50
B
22,40
C
24,0
D
30,0

Slide 43 - Quizvraag