Par 6.2_3HV

Agenda les
  • herhalen voorkennis vraag en aanbodlijn hst 2
  • uitleg par 6.2
  • Zelf aan de slag 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Agenda les
  • herhalen voorkennis vraag en aanbodlijn hst 2
  • uitleg par 6.2
  • Zelf aan de slag 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

2.1 de vraaglijn
Vraaglijn: lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de consumenten bij die prijs willen kopen.


Vraaglijn is dalende lijn want hoe hoger de prijs, dester minder aantrekkelijk het is om het product te kopen. (zie je aan de – voor de 100P op volgende dia)

Gevraagde hoeveelheid: aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld vraaglijn
Voorbeeld: Q= - 100P + 24.000
Q= de vraag in aantal stuks
P= de prijs per product

Gevraagde hoeveelheid: aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen.

Slide 4 - Tekstslide

Toelichting bron 1
Bij een prijs van €40 per kaartje willen 20.000 fans (=gevraagde hoeveelheid) een kaartje kopen. 

Bij een prijs van €80 haken 4.000 fans af. Maar 16.000 fans 
(= gevraagde hoeveelheid) willen dan nog steeds een kaartje voor het concert in Adam kopen.

Slide 5 - Tekstslide

Berekenen gevraagde hoeveelheid
  • Manier 1 was aflezen in de grafiek

  • Manier 2 is berekenen met de formule: 
Qv= -100P+ 24.000
P= €40 invullen in formule
Qv= -100 x 40 + 24.000 = 20.000 stuks

Slide 6 - Tekstslide

Een verandering LANGS de vraaglijn
  • Vraaglijn is een verzameling prijzen met bijbehorende gevraagde hoeveelheid.
  • Dus als de prijs van het product verandert dan heeft dat een verandering langs de vraaglijn tot gevolg.

Slide 7 - Tekstslide

Een verandering van de vraaglijn?
  • Het inkomen van de consument daalt of stijgt.
    - inkomen stijgt vraaglijn naar rechts
  • De smaak van de consumenten verandert.
    - product aantrekkelijker vraaglijn naar rechts
  • Het aantal consumenten daalt of stijgt.
    - aantal stijgt dan vraaglijn naar rechts
  • De prijs van een concurrent daalt of stijgt.
    - prijs concurrent stijgt dan vraaglijn naar rechts

Slide 8 - Tekstslide

Inkomen en koopkracht
Inkomen; hoeveelheid geld die een Nederlander in een bepaalde periode ontvangt, bv loon of uitkering.

Koopkracht (van het inkomen); hoeveelheid goederen die met het inkomen gekocht kunnen worden.
Formule koopkracht= procentuele verandering inkomen - procentuele verandering prijzen goederen.

Slide 9 - Tekstslide

Aanbodlijn
  • Formule bron 2: Qa= 25.000P-10.000
  • Stijgende lijn
  • Aanbod = Producent
  • Tekenen gaat op dezelfde manier als vraaglijn
  • Bij prijs van €2,- wordt er 40.000 kilo tomaten verkocht.
  • Bij prijs van € 4,- wordt er 90.000 kilo tomaten verkocht.
  • Dus Hoe hoger de prijs dester MEER verkocht 

Slide 10 - Tekstslide

Marktevenwicht
  • Bij prijs van €1,- is het aanbod 200.000 stuks 
  • Bij prijs van €1,- is de vraag 500.000 stuks.
  • Vraagoverschot: Vraag > Aanbod
  • Marktevenwicht: Prijs zal stijgen (tot € 1,40) totdat aangeboden hoeveelheid gelijk is aan gevraagde hoeveelheid ( 400.000 stuks).
  • Evenwichtsprijs= € 1,40
  • Evenwichtshoeveelheid= 400.000 stuks
Zie volgende filmpjes hoe je dat berekent en tekent.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Vraag en aanbod

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Externe effecten
v.b. Schiphol
Positief: lekker op vakantie.
Negatief: luchtvervuiling en geluidshinder.
Overheidsingrijpen om externe effecten te vermijden:
  • accijns
  • belasting op milieuonvriendelijke auto's

Slide 17 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • lees paragraaf 6.2
  • maak de opgaven 3 t.m. 9 van par 6.2
  • kijk opgaven van par 6.1 na. Vraag docent als je iets niet begrijpt. 

Slide 18 - Tekstslide