8.3 Aangeboren en aangeleerd gedrag en 8.4 Sociaal gedrag

Gedrag
8.3 Aangeboren en aangeleerd gedrag
8.4 Sociaal gedrag
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Gedrag
8.3 Aangeboren en aangeleerd gedrag
8.4 Sociaal gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Open vraag

Motivatie is een vorm van:
A
externe prikkel
B
sleutelprikkel
C
supranormale prikkel
D
interne prikkel

Slide 4 - Quizvraag

Wat was een sleutelprikkel?
A
Een prikkel waar je altijd op reageert
B
Een prikkel waar je altijd hetzelfde op reageert
C
Een prikkel waar je elke keer verschillend op reageert
D
Een prikkel waarbij jij je sleutel beet houdt

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de sleutelprikkel
voor dit het voeden?
A
honger
B
liefde
C
lekker eten
D
de opengesperde bek

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Welk soort prikkels stonden afgebeeld op de vorige dia?
A
Sleutelprikkels
B
Supranormale prikkels
C
Sleutelprikkels en supranormale prikkels

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen 8.3
  • Je kunt de factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald.
  • Je kunt verschillende vormen van leren beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Aangeboren en aangeleerd gedrag 
  • Aangeboren gedrag 
  • Aangeleerd gedrag 

Slide 10 - Tekstslide

Welke manieren van leren zijn er?

Slide 11 - Woordweb

Manieren van leren
  • Inprenting
  • Trial and error
  • Conditionering
  • Gewenning
  • Imiteren
  • Oefenen
  • Inzicht

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken van inprenting
Bij inprenting leren dieren alleen iets in een bepaalde korte periode van hun leven. (Gevoelige periode)

Voorbeelden van inprenting:
Herkennen van moeder 

Slide 13 - Tekstslide

Inprenting en gewenning
Inprenting
* iets wat alleen geleerd kan worden in een bepaalde, korte periode
* herkennen van ouders of soortgenoten

Gewenning
* afleren van reacties op bepaalde prikkels
* eenvoudige vorm van leren

Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken van gewenning
We spreken van gewenning als bij een herhaaldelijke prikkel de sterkte van de reactie langzaam afneemt en uiteindelijk zelfs volledig verdwijnt.


Slide 15 - Tekstslide

Noem zelf een voorbeeld van gewenning.

Slide 16 - Open vraag


A
inprenting
B
gewenning
C
conditionering
D
inzichtelijk leren

Slide 17 - Quizvraag

Wat is gewenning?
A
Leren dat je altijd moet reageren.
B
Leren dat reageren niet altijd nodig is.
C
Leren dat reactie noodzakelijk is.
D
Leren in korte gevoelige periode.

Slide 18 - Quizvraag

Conditioneren
Conditioneren is leren door straffen en beloning.

Conditioneren onder natuurlijke omstandigheden: 
proefondervindelijk leren (Trial and error)

Voorbeeld: 
Beer ziet een bijennest met honing en probeert de honing te eten. De beer wordt 10 keer gestoken door de wespen. De volgende keer dat de beer de bijennest ziet negeert hij het nest om te voorkomen opnieuw gestoken te worden.

Slide 19 - Tekstslide

Conditioneren
Conditioneren is leren door straffen en beloning.

Conditioneren door mensen:
Dressuur: het trainen van dieren om bepaalde taken uit te voeren op commando. 

Doet de dier het goed -> beloning (eten/aaiien) 

Doet de dier het fout -> straffen (geen eten / een tik / stem verheffen) 


Slide 20 - Tekstslide

Geconditioneerde reflex
De russische gedragsonderzoek liet zien dat een natuurlijke prikkel (voedsel) kan worden vervangen door een kunstmatige prikkel (belgeluid)

Door een kunstmatige prikkel te koppelen aan een natuurlijke prikkel kan een dier de kunstmatige prikkel gaan interpreteren als de natuurlijke prikkel. 

In voorbeeld links: 
1. Zien/ruiken van eten zorgt voor speekselafscheiding in de hond. 
2. Horen van de stemvork heeft geen effect op de hond
3. Laat bij het geven van eten een stemvork horen
4. Na enige tijd zal de hond ook speeksel afscheiden bij het horen van de stemvork alleen. 

Slide 21 - Tekstslide

Trail and error
Proefondervindelijk leren, leren door toevallige ontdekkingen.

Slide 22 - Tekstslide

Hoe noem je het leerproces waarbij een organisme leert door te doen en toevallige ontdekkingen?
A
Gewenning
B
Conditionering
C
Inprenting
D
Trail and Error

Slide 23 - Quizvraag

Trail and Error is:
A
Dieren leren door gedrag van soortgenoten na te bootsen
B
Dieren wordt geleerd bepaald gedrag (op commando) uit te voeren
C
Door een andere dan de oorspronkelijke prikkel wordt een bepaalde reflex veroorzaakt
D
Proefondervindelijk leren en ervaring opdoen

Slide 24 - Quizvraag

Leerdoelen 8.4
Je kunt verschillende typen sociaal gedrag onderscheiden.

Slide 25 - Tekstslide

Sociaal gedrag
De stekelbaars geeft met zijn handelingen signalen af. Dit is een vorm van communicatie. Het gedrag dat tussen soortgenoten plaatsvind noemen we sociaal gedrag.

Slide 26 - Tekstslide

Paringsgedrag
Paringsgedrag bestaat uit twee delen: baltsgedrag en de paring. Hierbij dient het baltsgedrag om een partner aan te trekken en de motivatie tot paring te verhogen.

Slide 27 - Tekstslide

Territoriumgedrag
Er zijn dieren die gedrag vertonen met als functie het afbakenen van een territorium (gebied rond de nestplaats) en het verdedigen ervan. Zo vindt er dreig-, aanvals-, en vluchtgedrag plaats.

Slide 28 - Tekstslide

Broedzorg
Het verzorgen van eieren en jongen.

Slide 29 - Tekstslide

verantwoordelijke behuizing
Dieren in gevangenschap vertonen ander gedrag dan dieren in de vrije natuur daarom is er meer aandacht voor verantwoordelijke behuizing zodat dieren vaker natuurlijk gedrag kunnen vertonen.

Slide 30 - Tekstslide

Wat is hieronder GEEN sociaal gedrag?
A
Twee mussen vechten om een vrouwtje
B
Twee honden paren
C
Twee zeehonden zoeken eten
D
Een hond rent achter een kat aan

Slide 31 - Quizvraag

Sociaal gedrag is ...
A
gedrag tussen dieren
B
gedrag tussen mensen
C
aardig gedrag
D
gedrag tussen soortgenoten

Slide 32 - Quizvraag

Wat is sociaal gedrag?
A
een leeuw die een gnoe opeet
B
een kat die sist naar een hond
C
een leeuw die vecht met een andere leeuw
D
een man die zijn hond leert pootjes geven

Slide 33 - Quizvraag

Huiswerk
Leren en maken 8.3 en 8.4

Slide 34 - Tekstslide