afronden 7.3 + 7.4 + UL 7.5 + 7.6 (mavo3)

planning =
  1. afronden 7.3 + 7.4
  2. Leerdoelen + uitleg 7.5
  3. Leerdoelen + uitleg 7.6
  4. (huis)werk opgeven
  5. aan de slag met (huis)werk
  6. PW T.5 + T.7 dag verzet
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

planning =
  1. afronden 7.3 + 7.4
  2. Leerdoelen + uitleg 7.5
  3. Leerdoelen + uitleg 7.6
  4. (huis)werk opgeven
  5. aan de slag met (huis)werk
  6. PW T.5 + T.7 dag verzet

Slide 1 - Tekstslide

afronden 7.3 + 7.4
Maak nu van thema 7
  • van basisstof 7.3  & 7.4 - TEST JEZELF ONLINE
of
  • in je boek van 7.3 - opdracht 4 & van 7.4 - opdracht 3
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 7.5 +7.6
  • Ik kan beschrijven wat het broeikaseffect is en oorzaken en gevolgen van het versterkte broeikaseffect en de klimaatverandering noemen. 
  • Ik kan omschrijven wat vermesting is en oorzaken en gevolgen van vermesting nemen. 
  • Ik kan een aantal vormen van watervervuiling noemen en je weet hoe rioolwater wordt gezuiverd. 

Slide 3 - Tekstslide

Broeikaseffect
De dampkring (atmosfeer)  is de luchtlaag rondom de aarde. De dampkring bestaat vooral uit stikstof, waterdamp, zuurstof en koolstofdioxide. 

De toestand van de atmosfeer bepaalt het weer zoals de temperatuur, de neerslag en de wind.




De zonnestraling die naar de aarde gaat, wordt voor een deel doorgelaten door de dampkring. Deze straling wordt omgezet in warmte.
Broeikasgassen in de dampkring houden deze warmte vast waardoor het op aarde warmer wordt. 

Slide 4 - Tekstslide

Broeikaseffect
De werking van deze gassen lijkt op die van een broeikas. Vandaar de naam.

Dankzij dit effect is het op aarde +/- 15 °C.

Zonder het broeikaseffect zou het op aarde veel kouder zijn (-18°C).

Er zou dan waarschijnlijk geen leven zijn op aarde. 

Slide 5 - Tekstslide

versterkt broeikaseffect
In de afgelopen 50 jaar is het gemiddeld 0,9°C warmer geworden op aarde. In Nederland sinds 1952 zelfs  1,7°C . 

De belangrijkste broeikasgassen zijn, methaan, koolstofdioxide en waterdamp.

Dat de verbranding van fossiele brandstoffen neemt de hoeveelheid CO2 in de dampkring toe. Hierdoor neemt het broeikaseffect toe.
Dit is het versterkte broeikaseffect.






De gevolgen zijn merkbaar; Er zijn vaker extreme weersomstandigheden, zoals meer stormen, overstromingen en hittegolven.

Slide 6 - Tekstslide

versterkt broeikaseffect
De gemiddelde temperatuur op aarde is gestegen en stijgt nog steeds. 
Gebieden waar de bodem tot voor kort altijd was bevroren, ontdooien en daardoor komen CO2 en meteen vrij uit de grond. 
Dit zorgt voor nog meer opwarming van de aarde. 

Klimaatverandering = als het weertype gedurende een periode van meerdere jaren is veranderd.






Ook smelten ijskappen en gletsers; De zeespiegel stijgt, waardoor laaggelegen gebieden overstromen. 

Slide 7 - Tekstslide

Gevolgen klimaatverandering/ stijging van de zeespiegel
Door het smelten van de ijskappen en gletsjers stijgt de zeespiegel. Hierdoor kunnen laaggegeven gebieden overstromen.

Het zoute water komt steeds verder het land binnen. Het zoutgehalte in de bodem en het grondwater neemt daardoor toe.

In Zeeland is deze verzilting al duidelijk merkbaar. Bepaalde gewassen groeien er niet goed meer, zoals aardappelen en kool. Ook kan er een tekort aan zoet (drink)water ontstaan. 

Slide 8 - Tekstslide

Gevolgen voor de natuur
Er komen planten- en diersoorten uit warmere gebieden voor in Nederland die er eerst niet waren. 
Andere soorten verdwijnen juist. 

Door zachtere winters en warmer voorjaar, verandert het jaarritme van veel soorten organismen; Bomen krijgen vroeger bladeren en bloeien eerder. Sommige trekvogels gaan niet meer overwinteren in het zuiden, omdat het in het noorden warm genoeg is. 


pollenkalender;
Ook de mens heeft last van het veranderde jaarritme. Mensen met hooikoorts merken dat ze eerder en langer last krijgen van de pollen. 

Slide 9 - Tekstslide

Gevolgen voor de natuur
  • Er sterven meer mensen tijdens een hittegolf.
  • Er komen meer tropische plagen en ziekten voor. 
  • Sommige ziekteverwekkers verspreiden zich naar gebieden die warmer worden. 
  • In een enkel geval zorgt de klimaatverandering voor verbeteringen. ZO zijn er gebieden geschikt geworden voor landbouw, omdat het er warmer of natter is geworden, maar dit gaat slecht om een klein deel van de aarde. 

Slide 10 - Tekstslide

maatregelen
Veel milieuproblemen zijn wereldwijd. Daarom houden verschillende landen ieder jaar samen een klimaatconferentie. Daar maken ze afspraken over maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en hopen daarmee samen de klimaatcrisis te stoppen. 

Ook de Nederlandse overheid neemt 
maatregelen om de uitstoot van 
broeikasgassen te beperken.

Slide 11 - Tekstslide

zelfreinigend vermogen
  • Oppervlaktewater: Water in rivieren, kanalen, meren en zeeën.
  • Grondwater: water wat zich in de bodem bevindt.
  • Zelfreinigend vermogen: Natuurlijk vermogen van water om zich te reinigen van energierijke stoffen.


Slide 12 - Tekstslide

Zelfreinigend vermogen
In het oppervlaktewater zijn resten van dode planten en dieren aanwezig. Deze energierijke stoffen zijn een natuurlijke verontreiniging.

Reducenten in het water breken de resten af en verbruiken hierbij zuurstof.  Bij de afbraak ontstaat CO2 en komen mineralen (voedingszouten) vrij. 

Deze mineralen kunnen weer door producenten (waterplanten) worden gebruikt. 

Slide 13 - Tekstslide

vermesting
  • Vermesting: Sterke toename van de hoeveelheid mineralen in het water.
  • waterbloei: Sterke algengroei in het water door vermesting.


Slide 14 - Tekstslide

Vermesting
Door het gebruik van kunstmest in de landbouw komen er veel stikstofhoudende mineralen in fosfaat in de grond. 

Via het grondwater gaat dit naar het oppervlaktewater. (vermesting)

Slide 15 - Tekstslide

Vermesting
  • Door vermesting gaan sommige plantensoorten heel snel groeien (waterbloei). 
  • De algen verdringen andere plantensoorten. 
  • De biodiversiteit neemt hierdoor af. Algen leven maar kort. Als ze doodgaan, komen er grote hoeveelheden energierijke afvalstoffen in het water. 
  • Het zelfreinigend vermogen van het water kan dit niet aan. Er komen veel meer reducenten om de afvalstoffen af te breken. Zij verbruiken veel zuurstof. Hierdoor ontstaat zuurstofgebrek in het water, daardoor waterdieren doodgaan.  
  • Dit leidt tot nog meer energierijke afvalstoffen in het water.  Uiteindelijk ontstaat door waterbloei stinker water, waarin geen leven meer voortkomt. 

Slide 16 - Tekstslide

chemische afvalstoffen
  • Vooral door de landbouw en industrie komen deze stoffen in het water.
  • Ook huishoudens spoelen nog steeds deze afvalstoffen door de gootsteen.
  • In kleine hoeveelheden zijn ze al giftig voor veel organismen. 
  • Ook reducenten gaan hieraan dood.
  • Het zelfreinigend vermogen van het water neemt daardoor af.
  • Er treedt bioaccumulatie op in de voedselketens.

Slide 17 - Tekstslide

Plasticsoep
= grote hoeveelheden plasticafval in de oceanen (en ander oppervlaktewater).
Ook dit is een vorm van watervervuiling.

Na verloop van tijd valt het plastic uit elkaar in microscopisch kleine deeltjes (microplastics). 

Dieren eten dit plastic waardoor het in de voedselketen terecht komt.




Slide 18 - Tekstslide

In armere landen en ontwikkelingslanden zijn er veel mensen die geen schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen hebben. Ze worden ziek door de ziekteverwekkers in het vuile water. 

Slide 19 - Tekstslide

Drinkwater?
Waterleidingbedrijven maken 
drinkwater van grondwater of 
oppervlaktewater.

Als het grondwater/oppervlaktewater schadelijke stoffen bevat, moet het water extra worden gezuiverd. 

Slide 20 - Tekstslide

Rioolwaterzuivering met biologische zuivering (biologisch afbreekbare stoffen worden afgebroken door reducenten).

Slide 21 - Tekstslide

Drinkwater maken
Na een reguliere waterzuivering wordt het water chemisch gezuiverd en bezinken de laatste deeltjes.

Chemisch reinigen is nodig om de niet-biologisch afbreekbare stoffen uit het water te halen,  zoals medicijnresten en chemische stoffen. 

Dit gebeurt met ozon, UV-straling en actieve koolstof. 


Het afval dat achterblijft, heet rioolslib. Dit wordt gedroogd en gebruikt om energie op te wekken in biomassacentrales.     <----------

Slide 22 - Tekstslide

Ga ONLINE aan de slag met:
van thema 7
van basisstof 7.5 - opdracht 1 + 2 + 4 t/m 7
van basisstof 7.6 - opdracht 1 + 2 + 4 t/m 7

Wat niet af is, wordt automatisch huiswerk voor de volgende les!

Slide 23 - Tekstslide