Elk vak heeft eigen woorden. Een bakker praat over 'chocoladewerk' en de kapper over 'stylen'.
De fietsenmaker heeft het over een 'naaf' en de juf van rekenen heeft het over 'vermenigvuldigen' en 'delen'.
De juf van Nederlands heeft het over 'hoofdzaken en bijzaken'.
Taal die bij een vak hoort noemen we 'vaktaal'