V3 - werkwoordspelling - les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Werkwoordspelling - les 1

Waar zijn we gebleven?

Was jij goed?

Theorie - kort

PV TT = 'lopen' invullen

PV VT = 't exkofschip / sterk werkwoord

VDBN = VOOR ZNW - zo kort mogelijk - sterk =EN blijft -EN

VD = 't exkofschip / sterk werkwoord

(hww-hebben/zijn/worden)

OVD = de HOE in de zin - hele ww +d

INF = hele ww

PV -persoonsvorm

* Je weet dat het een PV is, door de tijdsproef te doen. Alleen de pv's veranderen mee als je de tijd verandert.

* Ik wilde een ijsje kopen, omdat het zo warm was buiten.

Ik wil een ijsje kopen, omdat het zo warm is buiten.

PV TT

In je hoofd vul je bij dezelfde zin het werkwoord 'lopen' in.

Hoor je een 't', dan schrijf je die ook.

* Ik ...... (worden) pas om 21.00 opgehaald.

Ik loop pas om 21.00 opgehaald.

Ik word pas om 21.00 opgehaald.

Even PVTT oefenen

In de pauze ... (vinden) je mij in de aula.

De gelukskaars ... (branden) elke avond voor ik ga slapen. 

Op zaterdagavonden ... (showen) Petra haar outfit voor ze de stad in gaat. 

Ik .... (smelten) als ik die puppy zie.

PVVT

Sterk ww - klankverandering

De docent ... (sluiten) na elke les de lokalen.

De docent sloot na elke les de lokalen.

Zwak ww - 't sexy fokschaap

De leerlingen ... (wachten) braaf in de gang voor het lokaal.

De leerlingen wachtten braaf in de gang voor het lokaal.

VD - voltooid deelwoord

In een zin met een VD zit altijd een HWW van hebben, zijn of worden.

Sterk ww - klankverandering

Op vakantie is mijn bagage van de band .... (stelen).

Op vakantie is mijn bagage van de band gestolen.

Zwak ww - 't sexy fokschaap 

Na die muggenbeet heb ik mijn arm .... (krabben).

Na die muggenbeet heb ik mijn arm gekrabd.

VDBN - voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. 

VD - eindigt op -EN, blijft -EN.

(in je hoofd) Het armbandje heb ik van mijn beste vriendin gekregen.

Het gekregen armbandje.

VD - eindigt op een -D of -T = zo kort mogelijk

 (in je hoofd) De toetsstof heb ik erg goed geleerd.

De geleerde toetsstof. 

 Niveau jaar 2 - PV -TT

Schrijf de volgende woorden in de tegenwoordige tijd.

Noteer eerst het onderwerp.

1. Vind jij ook niet dat ik veel verdien, vergeleken met wat hij __________ ? (verdienen)
2. Paul __________ mij of ik hem wil helpen. (polsen)
3. Ik hoorde dat de nieuwe H&M morgen geopend __________. (worden)
4. Mijn vrienden snappen het niet, maar ik __________ die muziek erg vervelend. (vinden)

5. Wat gek dat Jelle zich nog altijd zo over zijn hoge cijfers __________ ! (verbazen)
6. Mijn kleren zullen er wel van gaan stinken, maar de vuurkorf __________ uitstekend! (branden)
7. Moet ik hem helpen of __________ je klasgenoot de uitleg zelf? (onthouden)

PV VT

Schrijf de volgende woorden in de verleden tijd.

Noteer eerst het onderwerp.

1. Peter vroeg of ik hem wilde helpen, maar ik __________ er niet over. (peinzen)
2. __________ Frank en Freya bij dezelfde halte __________? (uitstappen)
3. De stiekeme snoepers dachten zeker dat wij niets __________!(vermoeden)
4. Het peloton reed wel door, maar de koploper __________ zijn voorsprong alsnog. (vergroten)

5. Je moet wel op mijn feestje komen, want je __________ mij dat! (beloven)
6. Toen je nog niet kon mailen, __________ bedrijven elkaar hun facturen. (faxen)
7. De hele klas __________ samen de vloer na afloop van de kerstmarkt. (schrobben)

VDBN

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.

1. de ______________________ wedstrijd (winnen)
2. de ______________________ weg (verbreden)
3. het ______________________ werk (verrichten)
4. het ______________________ proefwerk (nakijken)
5. de ______________________ tegenstanders (haten)
6. de ______________________ ramen (wassen)

VD en OVD

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van de volgende woorden tussen haakjes.

1. Na de storm was de straat __________ met vuilnis. (bezaaien)
2. Toen ze bevrijd werden, waren de soldaten volledig __________. (verrassen)
3. De grap was te grof, dus Gijs lachte __________. (verontschuldigen)
4. Nog niemand uit de klas heeft mijn foto op Insta __________. (liken)

5. Non-fictie is waargebeurd en fictie is __________ .(verzinnen)
6. Het blijft mij verbazen dat er tussen Jip en Janneke nooit meer __________ is dan samen spelen. (gebeuren)
7. Ik weet niet wat Jip bedoelt, maar Janneke heeft het zo nooit __________ . (bedoelen)
8. __________ op het Texel-kamp, kunnen we meer dan tevreden zijn. (terugkijken)

Samengestelde zinnen

Noteer de PV's, ON en voegwoorden van de volgende zinnen.

1. Al mijn vrienden zijn al verliefd, maar ik moet de ware nog ontmoeten!

2. Het is beter om niet te veel vlees te eten, want de schade voor het milieu schijnt enorm te zijn.

3. Ik dacht dat de verliezende finalisten van 2010 zich voor het WK van 2018 wel zouden kwalificeren!

4. Omdat mijn overburen en hun kinderen last van lawaai hebben, mogen mijn zusje en ik nu na tien uur ‘s avonds niet meer naar buiten gaan.

Werkwoordsvormen

- Geef de juiste werkwoordsvorm aan, zodat  je de juiste regels kan toepassen.

1. Ik had weinig verwachtingen, maar deze grote nederlaag (verbaasde) mij toch.

1. PVTT
2. VD
3. VDBN
4. PVVT

2. De jury heeft (bepaald) dat ieder goed antwoord twee punten oplevert.

1. PVTT
2. PVVT
3. OVD
4. VD

3. Ik dacht al dat jullie tijdens de ceremonie moesten (hoesten) .

1. PVVT
2. INF
3. VDBN
4. OVD

4. (Verrassend) genoeg komt hij volgend jaar weer optreden op Pinkpop!

1. VDBN
2. PVVT
3. OVD
4. INF

5. De luie journalist stelt uitsluitend vooraf (bedachte)vragen.

1. PVVT
2. OVD
3. VDBN
4. VD

6. Mijn klasgenoten (appten) gisteren dat de leraar voor aap stond!

1. PVTT
2. INF
3. VD
4. PVVT

7. Wat is het knap dat de klas het een heel jaar met mij (uithoudt.)

1. PVVT
2. PVTT
3. OVD
4. INF

8. Dagelijks een stukje fruit eten ..... je gezond. (houden)

1. INF
2. OVD
3. PVTT
4. PVVT

Einde les