9.2 Goed geregeld H

9.2 Goed geregeld
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

9.2 Goed geregeld

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 9 - Gezondheid
9.1 - Ongezond
9.2 - Goed geregeld
9.3 - Je huid
9.4 - Ziek

Slide 2 - Tekstslide

9.1 - Ongezond
Herhaling

Slide 3 - Tekstslide

Je rookt elke dag. Je vindt het moeilijk om te stoppen omdat je dan niet meer samen met je vrienden gezellig buiten kunt staan. Op welke manier ben je dan afhankelijk van een genotmiddel?
A
lichamelijk afhankelijk
B
geestelijk afhankelijk
C
sociaal afhankelijk

Slide 4 - Quizvraag

GHB is een kleur- en geurloze vloeistof met een lichte zoutsmaak. Bij een lage dosis raak je in een roes, die vergelijkbaar is met dronkenschap. Wat voor soort drug is GHB?
A
verdovend
B
stimulerend
C
bewustzijn veranderend

Slide 5 - Quizvraag

Welke stof in een sigaret zorgt ervoor dat je conditie omlaag gaat omdat er minder zuurstof vervoerd wordt door je rode bloedcellen?
A
nicotine
B
koolstofmonoxide
C
teer
D
COPD

Slide 6 - Quizvraag

Welke stof in sigaretten vergroot de kans op longkanker?
A
nicotine
B
koolstofmonoxide
C
teer
D
COPD

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin klopt niet?
A
door het drinken van alcohol heb je een grotere kans op slokdarmkanker
B
koffie is een stimulerend middel
C
vanaf je 18e mag je alcohol drinken omdat je hersenen dan volledig zijn ontwikkeld
D
blowen is verslavend

Slide 8 - Quizvraag

Doelen van deze les
Je leert:
hoe het glucosegehalte van je bloed wordt geregeld
wat diabetes is
wat je lever doet
wat je nieren doen

Slide 9 - Tekstslide

Doelen van de paragraaf
- Je weet wat uitscheiding betekent
- Je weet wat glucose is
- Je kan uitleggen hoe de hoeveelheid glucose in je lichaam geregeld wordt
- Je kan uitleggen wat suikerziekte inhoudt

- Je weet wat de taken van de lever zijn
- Je kan uitleggen wat de nieren doen 

Slide 10 - Tekstslide

Uitscheiding
Afvalstoffen kwijtraken

Organen die dit doen:
- Longen
(- Lever)
- Nieren
- Huid

Slide 11 - Tekstslide

Glucose in je lichaam
Krijg je binnen via eten
Wat gebeurt er mee?

Regeling via hormonen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Orgaan:
* Alvleesklier

Hormonen:
* Insuline
* Glucagon

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Glucose is te ....
Glucose is te ....
hoog
laag

Slide 16 - Sleepvraag

Alvleesklier maakt ....
Alvleesklier maakt ....
insuline
glucagon

Slide 17 - Sleepvraag

alvleesklier maakt: insuline
glucose --> glycogeen






alvleesklier maakt: glucagon
glycogeen --> glucose

Slide 18 - Tekstslide

Suikerziekte (Diabetes)
Glucoseregeling werkt niet

Diabetes type 1: alvleeskliercellen beschadigd -> geen/minder insuline
Diabetes type 2: Lichaamscellen ongevoelig voor insuline -> werkt niet goed meer

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk
Van 9.2 - 1 tot en met 11 maken

Volgende les: 9.2 - Lever en nieren

Slide 21 - Tekstslide

9.2 Goed geregeld

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdstuk 9 - Gezondheid
9.1 - Ongezond
9.2 - Goed geregeld
9.3 - Je huid
9.4 - Ziek

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

De lever
Deze opdracht doe je in tweetallen.
Je krijgt 15 min. de tijd.

Op TB blz. 78 en 79 staat een stukje 
over de functies van de lever.
Maak hier een tekening/overzicht 
van wat je  kunt gebruiken bij het leren 
voor de toets.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

De nieren
filters in het lichaam
- Giftige (afgebroken) stoffen
- Zouten en vitaminen
- overbodige stoffen (zoals kleurstof)

Uitscheiden via blaas

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Vragen

Slide 29 - Tekstslide

Welke stoffen gaan er in deze uitscheidingsorganen het bloed uit?
Longen
Lever
Nieren
Huid
water en koolstofdioxide
alcohol en kleurstoffen
water, zouten en vitaminen
water en zouten

Slide 30 - Sleepvraag

Te veel aan glucose wordt opgeslagen in je lever en je spieren. Waarin wordt glucose omgezet om het op te slaan?
A
Insuline
B
Glucagon
C
Glucose
D
Glycogeen

Slide 31 - Quizvraag

Drie beweringen over de lever zijn:
1 In de lever worden rode bloedcellen gemaakt.
2 In de lever wordt glycogeen gevormd.
3 In de lever wordt ureum gevormd.
Welke beweringen zijn juist?

A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de functie van insuline?
A
Omzetten glucose naar glycogeen
B
Omzetten glycogeen naar glycose
C
Afbreken van glucagon
D
Opbouwen van glucagon

Slide 33 - Quizvraag

Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed

Slide 34 - Quizvraag


De lever hoort bij
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
bloedvatenstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 35 - Quizvraag

Wat produceert de lever?
A
Bloedcellen
B
Gal
C
Maagsap
D
Speeksel

Slide 36 - Quizvraag

Waar wordt insuline aangemaakt?
A
Maag
B
Lever
C
Alvleesklier
D
Hersenen

Slide 37 - Quizvraag

Glucose is een
A
Verbrandingsproduct
B
Brandstof
C
Energie

Slide 38 - Quizvraag

Insuline zorgt ervoor dat de bloedsuikerspiegel ...
na een maaltijd
A
omhoog gaat
B
omlaag gaat

Slide 39 - Quizvraag

Een functie van de lever is...
A
Emulgeren
B
Gal produceren
C
Vet verteren
D
Verteringssappen maken

Slide 40 - Quizvraag

Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen

Slide 41 - Quizvraag

Aan het werk
Van 9.2 maken: opdr. 12 tot en met 18


Slide 42 - Tekstslide

In welk orgaan worden de hormonen gemaakt die het glucosegehalte van je bloed regelen?
A
lever
B
spieren
C
alvleesklier
D
milt

Slide 43 - Quizvraag

Welk hormoon kan zijn werk niet goed doen bij iemand met suikerziekte?
A
glycogeen
B
insuline
C
glucagon
D
bilirubine

Slide 44 - Quizvraag

Welk mineraal wordt in de lever opgeslagen?
A
fluor
B
calcium
C
fosfor
D
ijzer

Slide 45 - Quizvraag

Wat is de volgorde waarin een afvalstof je lichaam verlaat?
A
nierslagader > nier > urineleider > blaas > urinebuis > wc
B
nierslagader > nier > urinebuis > blaas > urineleider > wc
C
nierslagader > nier > urineleider > urinebuis > blaas > wc
D
nierslagader > nier > urinebuis > urineleider > blaas > wc

Slide 46 - Quizvraag

Waarom hebben meisjes een grotere kans op een blaasontsteking dan jongens?

Slide 47 - Open vraag

Aan het werk
Je kunt bezig gaan met de opdrachten van 9.2
Of je maakt een samenvatting / mindmap van de paragraaf

HUISWERK:
- 9.3 goed doorlezen

Slide 48 - Tekstslide