1. Ga zitten volgens de plattegrond en blijf zitten tijdens de les.
Nederlands
2. Op je tafel liggen:
Leesboek, Lesboek, Schrift en je Pen.
3. Als de docent praat ben je stil!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Welkom
1. Ga zitten volgens de plattegrond en blijf zitten tijdens de les.
Nederlands
2. Op je tafel liggen:
Leesboek, Lesboek, Schrift en je Pen.
3. Als de docent praat ben je stil!
Slide 1 - Tekstslide
timer
10:00
10 minuten in stilte zelfstandig lezen.
1
Slide 2 - Tekstslide
Vrijdag SO Grammatica Woordsoorten!
Voorzetsel, Voegwoord, Zelfstandige naamwoord, Persoonlijk en Bezittelijk voornaamwoord, Lidwoord en Werkwoord.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
zelfstandignaamwoord
voorzetsel
bijvoeglijknaamwoord
Welke woordsoort is achter?
Welke woordsoort is groot?
Welke woordsoort is lamp?
Slide 5 - Sleepvraag
zelfstandignaamwoord
voorzetsel
bijvoeglijknaamwoord
Welke woordsoort is boven?
Welke woordsoort is klein?
Welke woordsoort is kaars?
Slide 6 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
dj
draait
op
het
festival.
leuke
Slide 7 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
aanwijzend vnw
hulp-werkwoord
Voorzetsel
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
telwoord
zelfstandig werkwoord
Hij
heeft
voor
zijn
verjaardag
die
nieuwe
scooter
gekregen.
zestiende
Slide 8 - Sleepvraag
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal 'de', 'het' of 'een' voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vรณรณr het ZN.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.
Slide 9 - Sleepvraag
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar
Slide 10 - Quizvraag
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het bezittelijk voornaamwoord is / de bezittelijke voornaamwoorden zijn...
A
zij
B
(1e) haar
C
zij, (1e) haar, (2e) haar
D
(2e) haar
Slide 11 - Quizvraag
bezittelijk voornaamwoord
Doet
jullie
computer
ook
zo
raar?
Hun
auto
is
duurder
Slide 12 - Sleepvraag
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
ik
mijn
hij
haar
jouw
jou
zij
mij
Slide 13 - Sleepvraag
Ik heb al een goed gevoel voor de toets van vrijdag!
๐๐๐๐๐
Slide 14 - Poll
Tip
Maak een samenvatting van alle groene blokken bij grammatica in het boek en blijf oefenen met woordsoorten!